was een teeken, dat in de Hexapla (zie art.) gebruikt werd door Origenes om de plaatsen aan te duiden, die niet in den Hebreeuwschen grondtekst voorkwamen. Asteriskos was een teeken of voor die wel in den grondtekst voorkwamen, maar die in de Septuaginta gemist werden.
Voorts bezigde hij nog Lemnisken -f- en Hypolemnisken ~Ï~ van welke teekens ons de beteekenis niet bekend is.