Een Leviet (1 Kron. 15 : 18—25), van Gath-Rimmon in Manasse (Joz. 21 : 25). Hij vreesde niet in het geloof de ark des Heeren op te nemen in zijn huis.
Dezelfde hand, die Uza sloeg, zegende hem en zijn huis (2 Sam. 6 : 9 e.v.). Hij bleef deurwachter van de ark, nadat zij naar Jeruzalem opgevoerd was (1 Kron. 16 : 38; 26 : 15).
Zijn huis werd zoo gezegend, dat het getal zijner kinderen en kindskinderen tot 62 aanwies (1 Kron. 26 : 8). Zij muntten allen uit door lichaamskracht en bekwaamheid.
De Schrift noemt ze „kloeke helden”. (J Kron. 26 : 6).