Het nominalisme leert, dat de algemeene begrippen waaronder wij de dingen subsumeeren, geen objectieve realiteit hebben buiten den menschelijken geest en geen kenwaarde bezitten, maar slechts namen (nomina) zijn, waaronder wij overeenkomstige dingen in de werkelijkheid groepeeren. Vooral in de Middeleeuwen is over het vraagstuk van realisme en nominalisme een scherpe strijd gevoerd.
Van de nominalisten in de dagen van de Scholastiek geldt Roscellinus als de eerste. Na hem is het vooral door Willem van Occam (✝ 1347) uitgewerkt, en van de zestiende tot deze eeuw hebben onderscheidene wijsgeeren zich meer of minder verklaard voor het nominalisme.
Begrippen zijn volgens deze denkers verzamelnamen, waaronder een veelheid van substanties kan saamgevat worden.Het nominalisme is te veroordeelen, omdat het ’t verband, dat door God tusschen de dingen is gelegd, in principe loochent, de wereld tot een chaos maakt die nooit, tenzij door willekeurige constructie, tot een kosmos is te herleiden, en ons belet inzicht in het wezen der dingen te verkrijgen. Al is het realisme in zijn extremen vorm evenzeer onjuist, het nominalisme moet afgewezen worden, omdat het geen oog heeft voor de eenheid in de veelheid. Het loopt in vele gevallen op scepticisme uit.