Noord-Germaansche vrouwelijke godheid, reeds door Tacitus genoemd, die van haar in zijn Germania mededeelt, dat zij in ’t voorjaar rondgevoerd werd op een door runderen voortgetrokken wagen onder luid vreugdebetoon, terwijl vrede heerschte overal, waar zij vertoefde. Godin van de vruchtbaarheid dus en van de ontwakende natuur.
Zij is een Wane, een van dat godengeslacht, dat de weldadige gesteldheden der lucht vertegenwoordigt, zegen en welvaart verspreidt, regen en zonneschijn geeft, dat lang gestreden heeft met de Asen, de vertegenwoordigers van de geweldige natuurkrachten en ze eindelijk heeft overwonnen. Nerthus werd voornamelijk vereerd in Denemarken en ZuidZweden, de lagere landen, waar landbouw en veeteelt bloeiden en blijkens Tacitus ook in Duitschland.
Ze was de gemalin van Njord. (Zie aldaar.)