Keizer van Rome, 54—68; geboren te Antium, 37 ; zoon van C. Domitius Ahenobarbus en Agrippina, dochter van Germanicus ; heette eigenlijk L.
Domitius Ahenobarbus, doch na ’t huwelijk zijner moeder met haar oom, keizer Claudius, geadopteerd en tot troonopvolger bestemd, droeg hij den naam Nero Claudius Caesar Drusus Germanicus. Op 16-jarigen leeftijd huwde hij Octavia; na den dood van Claudius, 54, werd hij ten koste van Brittanicus, zoon van Claudius, tot keizer uitgeroepen.
In de eerste jaren zijner regeering, onder leiding van zijn leermeester Seneca, had niemand zich over hem te beklagen. Later, door vleierij bedorven, toonbeeld van lage wellust en bloeddorst.
Tegenover de Christenen was zijn houding zoodanig, dat deze hem met den Antichrist vereenzelvigd hebben. Van den schrikkelijken brand, die in Juli 64 Rome teisterde, verdacht men Nero, en om de verdenking van zich af te wenden, liet hij het gerucht uitstrooien dat de Christenen er schuldig aan waren; de wreedste vervolging was hiervan het gevolg; o. m. werden bij een nachtelijk feest Christenen met pek bestreken en aangestoken om als fakkels te branden.
Zijn mededinger Brittanicus en Agrippina, zijn moeder, liet hij dooden; Octavia, zijn echtgenoote, liet hij ombrengen, om met Poppaea Sabina te huwen. Als acteur en zwaardvechter liet hij zich door het volk toejuichen.
Toen onder de legioenen in Gallië en Spanje een oproer losbarstte, werd hij van de zijnen verlaten, en bracht zich op de vlucht, door wanhoop gedreven, om het leven (68).