Dertien September 1924 werd op initiatief van den heer P. K.
Dommisse (Maassluis) te Utrecht een vergadering bijeengeroepen ter bespreking van de belangen, die ons Christelijk volksdeel zou kunnen hebben bij een specifiek Christelijke Radio-actie. Bij deze samenkomst waren slechts vijf personen tegenwoordig.
Uiterst klein was het begin. Felle tegenwerking van de zijde der zgn. neutralen was minder erg dan gebrek aan meewerking in eigen kring.
De eersten smaalden vooral in de groote Pers op het „sectarisme in den aether” en de laatsten zagen met een zekere meewarigheid neer op menschen die zooveel aandacht wijdden aan een nieuwe vinding, zeker interessant, maar meer geschikt voor prutsende en knutselende jongelieden dan voor ernstige mannen.„Lauwheid in eigen huis, spot aan de overzijde”, aldus werd de stemming, die toenmaals ten opzichte van deze onderneming heerschte, gekarakteriseerd.
Intusschen was het resultaat al spoedig verblijdend, want op 15 November werd te Den Haag de Nederlandsche Christelijke Radio Vereeniging opgericht. Mr. A. v. d. Deure werd voorzitter en de heer Dommisse secretarispenningmeester.
Op 6 Januari 1925 verscheen het eerste nummer van het Christelijk Tijdschrift voor Radio, officieel orgaan der Vereeniging. Onder de Redacteurenlijst werden toen reeds de namen gevonden van hen die nog steeds de redactioneele leiding hebben: Mr. v. d. Deure, P. K. Dommisse, D. Pereboom en den omroeper, die van het eerste oogenblik aan technisch adviseur der Vereeniging was, P.
C. Tolk.
In dit eerste nummer vergeleek Mr. v. d. Deure de jonge Vereeniging, die niets anders zijn wilde dan hulpmiddel ten dienste van de geheele Christelijke actie, bij een „Gebouw voor Christelijke Belangen”, dat eiken avond wordt verhuurd en gebruikt, nu eens door deze, dan weer door die organisatie. In de eerste plaats werd daarbij gedacht aan den Evangelisatiearbeid. Maar daarnaast organiseerde de Nederlandsche Christelijke Radiovereeniging ook zelf haar omroep-avonden.
De eerste omroepavond, een evenement van groote beteekenis, was reeds vlot en onder bijzondere belangstelling verloopen op 24 Dec. 1924, dus vóórdat het Tijdschrift verscheen. Blijvende dankbaarheid verwierf zich één der eerste en hooggeplaatste mannen in den lande, Z.Exc. Minister van Staat A. W. F. Idenburg, doordat hij met een hartelijk en ernstig woord dien eersten uitzendavond wilde openen. Dat feit beteekende een zeer groote moreele steun.
Zeer krachtig werd toen de propaganda ter hand genomen. Intusschen groeide met de belangstelling het ledental en de omvang van het blad.
De buitengewoon vijandige houding van hen, die ijverden voor den „neutralen” omroep, opende velen onder de Christenen de oogen.
Van meet af hebben Gereformeerden, Hervormden en Christelijk Gereformeerden samengewerkt. Reeds bij de oprichting; weldra werd ook aansluiting gezocht met de EvangelischLutherschen. In het jaar 1926 werd het bestuur zeer uitgebreid, zoodat al de vertegenwoordigers van de verschillende kerken en groepen daarin een plaats kregen. Voorzeker mag gezegd worden, dat heel het rechtzinnig Christelijke volksdeel in zijn verschillende vertakkingen en geledingen zoo goed mogelijk tot zijn rechtkomt.
Inmiddels waren voorloopige comité’s voor de Kerkdiensten der drie groepen opgericht. Met name dat voor Gereformeerde Radio-kerkdienst vond zeer spoedig consolideering; het zag zijn arbeid bekroond, doordat de Generale Synode te Groningen in 1927 vijf deputaten voor Radiokerkdienst benoemde, waarmee de Gereformeerde kerken deze zaak officieel hebben ter hand genomen.
Een feit van belang was de uitzending van den eersten officieelen kerkdienst op Zondag 18 October 1925, waarbij ds. J. A. Tazelaar te Rotterdam voorging. Dat de Vereeniging in dezen actief was, moge blijken uit het feit, dat nog slechts drie uitzendingen tevoren waren geschied, één door ds. Van Leeuwen toenmaals nog voor den H.
D. O., één van Roomsche en één van Vrijzinnige zijde, benevens een toespraak van den heer De Heer. Voor zieken en ouden van dagen, alsmede voor hen, die van de kerk zijn vervreemd sprong terstond de beteekenis der kerkdiensten dermate in het oog, dat gezegd mag worden, dat de Vereeniging aan de kerkdiensten een groot deel van haar populariteit en van haar voorspoed heeft te danken. Eenige duizenden brieven uit binnenen buitenland bewijzen dat (zie ook art. Radiokerkdienst). Maar evenzeer hebben de weekavonduitzendingen toenemende waardeering gevonden.
Een bijzondere eere gewerd den voorzitter, toen hij als secretaris der Staatscommissie voor den Nationalen omroep werd aangewezen; een eere temeer, toen de Regeering zijn verdiensten niettegenstaande allerlei verdachtmaking van de tegenstanders erkende met het ridderkruis van Oranje-Nassau.
Een hoogtepunt in de geschiedenis der Vereeniging was de ingebruikneming van den eigen Christelijken Zender te Huizen, op 22 Oct. 1927. Deze Zender wordt geëxploiteerd door een N. V., den „Nederlandschen Draadloozen Omroep”, waarin de Vereeniging samenwerkt met „den Katholieken Radio-Omroep”.
’t Was een indrukwekkende plechtigheid, toen Minister v. d. Vegte den Zender voor geopend verklaarde, en toen daarna Jhr. Mr. Ch. Ruysde Beerenbrouck, Mr. Th.
Heemskerk en Mr. J. Schokking namens de drie hoofdgroepen in ons Christelijk volk, alsmede de heeren Mr. v. d. Deure en Pastoor Perquin namens hun organisatiën het woord voerden. Daarmee werd van de zendvergunning, door den Minister van Waterstaat den rechtschen groepen toegewezen op een golflengte van 1840 M. voor het eerst gebruik gemaakt. En hiermede was een einde gekomen aan de krenkende onbillijkheid, waarmee tot toen toe de Christelijke groepen behandeld waren; immers de rechtsgelijkheid, reeds in het rapport-Ruys bepleit, was een feit geworden.
De Vereeniging begon nu ook met de uitzending van cursussen, letterkundige en paedagogische, en onderscheidene andere.
Vermelding verdienen voorts de contracten met de Nederlandsche Seintoestellenfabriek, de actie voor den Indië-zender, vooral van beteekenis voor het werk der missie, alsmede al wat de Vereeniging deed ten opzichte van de semi-officieele commissie-Posthuma en de hierboven vermelde staatscommissie-Ruys.
Tot den aanwas van het ledental is de uitgaaf van een propagandaboekje van veel nut geweest. Het werd in 30.000 ex. verspreid, was van de hand van onderscheidene auteurs, en droeg tot titel: Doel en werken der N. C. R. V. Voorts de propaganda-avonden, die telkens rijke winst brachten, en ten slotte de blauwe busjes en de wandborden, nuttig materiaal waardoor ook de financiën zeer werden versterkt.
In zijn oudejaarsrede 1927 kon de Voorzitter mededeelén, dat het getal leden en begunstigers reeds tot bij de 20.000 was gestegen en dat de uitgaven door de inkomsten konden worden gedekt.