Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Gepubliceerd op 08-01-2020

Natuurwet

betekenis & definitie

Tusschen verschillende verschijnsels in de natuur heeft men een zekere regelmaat, een zeker verband opgemerkt. Zoo bij voorbeeld tusschen de lengte l van een slinger, de versnelling g der zwaartekracht en den slingertijd t.

Zulke standvastige betrekkingen noemt men natuurwetten. Bij een slinger legt men deze wetten vast in de wiskundige formule t = π √( (1/g)).

Ook bij een vallend lichaam neemt men standvastige verhoudingen waar tusschen den valtijd t, de reeds genoemde grootheid g, den afgelegden weg s en de verkregen snelheid v (v = gt, s = ½ gt2)We spreken daarom van slingerwetten en van valwetten. Zeer bekende eenvoudige natuurwetten zijn de wet van Archimedes, van Pascal, van Boyle, van Snellius, van GayLussac, van Ohm, de wetten van Ampère, van Kepler, enz.

In het opsporen van natuurwetten zijn de wetenschappen, die den naam dragen van exacte natuurwetenschappen (mechanica, physica, astronomie, chemie), het verst gevorderd. Behalve de reeds genoemde zijn er in den loop der tijden een aantal meer algemeene, meer omvattende wetten ontdekt en uitgesproken, die ook onder den naam van beginsels bekend zijn.

We noemen hiervan slechts: de wet van ’t behoud van arbeidsvermogen (Julius Robert Mayer, 1814—1878), de wet van de onvernietigbaarheid der stof (Antoine Laurent Lavoisier, 1743—1794), de wet der algemeene aantrekking, de wet der traagheid of der inertie, het beginsel der gelijkheid van actie en reactie (Isaac Newton, 1643— 1727), het beginsel der virtueele snelheden (Guido Ubaldus, 1545—1607). De geheele natuur wordt beheerscht door Goddelijke wetten; ware dat niet zoo, dan zou het heelal geen kosmos wezen en dan zou natuuronderzoek een onding zijn.

De door den mensch gevonden natuurwetten bezitten echter slechts een zekeren graad van waarschijnlijkheid en moeten voortdurend worden herzien. Evenals alle wetten hebben ook de natuurwetten een doel.

De opmerking, dat het doel (telos) door ons in de natuur zou worden in gelegd, geldt even goed voor de oorzaak (causa). Wanneer we zeggen, dat er niets zonder oorzaak geschiedt, dan moeten we met niet minder nadruk beweren, dat er niets gebeurt zonder doel.

De causale en de teleologische natuurbeschouwing behooren dus bij elkaar.

< >