Keizer der Franschen; geboren 15 Augustus 1769 te Ajaccio op Corsica, zoon van een edelman, Carlo Buonaparte. Hij verkoos reeds op zeer jeugdigen leeftijd de militaire loopbaan, studeerde krijgskunde te Brienne en te Parijs, trad na ’t uitbreken der Fransche revolutie in dienst van het Comité du salut public en onderscheidde zich bij het beleg van Toulon (1793).
Na den val van het Schrikbewind zat hij eenigen tijd gevangen, in 1795 werd hij, dank zij den invloed van Barras, een der vijf directeuren, en van zijn vrouw Joséphine de Beauharnais, benoemd tot bevelhebber van het leger, dat in Noord-Italië de bewegingen van de beide hoofdlegers in Middel- en Zuid-Duitschland zou ondersteunen. Daar de nederlaag van het eene deze beide hoofdlegers tot terugtrekken noopte, stond de generaal Bonaparte voor de taak, den oorlog tot een goed einde te brengen.
Hij gaf daarbij bewijs van zijn buitengewone bekwaamheid. Hij herstelde de krijgstucht, en wist zijn soms veel oudere onderbevelhebbers vertrouwen in te boezemen.
Met het echt revolutionaire élan rukten zijn troepen voorwaarts. In de eerste helft van 1796 overwon hij de Oostenrijkers in Piémont en noodzaakte hij Sardinië tot den vrede.
In een reeks van gevechten, waarvan de strijd om de Adda-brug bij Lodi het beroemdst is geworden, drong hij de Oostenrijkers terug binnen Mantua. Hij stichtte de Lombardijsche republiek (hoofdstad Milaan), sloot wapenstilstanden met Parma, Modena, den Paus en Venetië, die evenals Sardinië zware oorlogschattingen opbrengen moesten in geld, vee en kunstschatten.
Zoo bracht Bonaparte de schatkist weer in orde en steeg hij in de gunst van het Directoire. Maar terzelfder tijd moet in hem de overtuiging zijn gaan leven, dat hij oorlog te voeren had om een ander doel dan zijn revolutionaire voorgangers; dat hij zou moeten zijn de militaire dictator, wiens komst door Robespièrre was voorspeld en gevreesd, en in wien zich de revolutionaire reactie zou belichamen.
Begin 1797 werd Mantua veroverd; waarna Bonaparte zich Noordwaarts wendde in het gebied der Habsburgers.
Hij naderde Klagenfun, wat den keizer van het heilige Roomsche rijk noopte tot den wapenstilstand van Leoben.
Inmiddels had de royalistische beweging in Frankrijk aan kracht gewonnen; Bonaparte zag, dat het hof te Weenen speculeerde op een verandering in Parijs, die den overwinnaar gevaarlijk zou worden, waarom deze een staatsgreep deed uitvoeren, die de royalistische elementen uit het Directoire wierp, de mededingers Pichegru en Moreau verwijderde en Bonaparte’s positie ongemeen versterkte. Dit leidde tot den vrede van Campo Fornio, die een eind maakte aan den eersten coalitie-oorlog en Frankrijk in ’t bezit stelde van den lang begeerden linker-Rijnoever en van de Zuid-Nederlanden.
Bonaparte keerde als de gevierde veldheer in zijn vaderland terug. Nu was zijn bedoeling Frankrijks invloed in de Middellandsche Zee uit te breiden, en zoo Engeland, de eenige mogendheid, met welke nog geen vrede gesloten was, te treffen: de tocht naar Egypte (1798), waarmee hij geen ander succes dan wapenroem behaalde, waardoor Frankrijk in de Oostersche kwestie werd gemengd en zich Rusland, dat totnogtoe buiten de West-Europeesche zaken gebleven was, tot vijand maakte.
Een tweede coalitie vormde zich, die Frankrijk groote verliezen toebracht. Dit noopte Bonaparte naar Frankrijk terug te keeren (1799); hij bracht het Directoire ten val, richtte het Consulaat op en werd zelf, onder de toejuiching van die duizenden in Frankrijk, die in hem den redder uit het gevaar van burgeroorlog en anarchie zagen, eerste Consul met nagenoeg monarchale macht.
De tweede coalitie-oorlog verliep gunstig voor Frankrijk. De vrede van Luneville (1801) liet het in het bezit van het in 1797 verkregene en scheidde Rusland van Engeland.
In 1802 volgde de vrede van Amiens, die echter in 1803 weer verbroken werd; Engeland kon niet dulden, dat Frankrijks macht zich uitbreidde over WestEuropa van de Noordzee tot de AdriatischeZee; Bonaparte ging aan koloniale politiek denken en had wapenroem noodig om zich te handhaven. Oostenrijk, in Noord-Italië bedreigd, en Rusland sloten zich bij Engeland aan: de derde coalitie.
Toen was Bonaparte geen eerste consul meer.
Een samenzwering der royalisten gaf hem gelegenheid met hen af te rekenen, den hertog van Enghien wederrechtelijk in Baden op te doen lichten en na een schijnproces te laten fusilleeren.
Door den senaat liet hij zich nu de waardigheid van Empereur des Gaules, keizer der Franschen, opdragen (April 1804) onder den naam van Napoleon I. De derde coalitie-oorlog kent twee beslissende slagen: 21 October 1805 vernietigde de Engelsche vloot onder Nelson de Fransche bij Trafalgar, waardoor Frankrijk afzien moest van alle streven naar koloniale macht en Engelands oppermacht ter zee bevestigd werd; maar 2 December versloeg Napoleon de vereenigde legers van Oostenrijk en Rusland bij Austerlitz, en was zijn overwicht te land bevestigd.
Oostenrijk sloot den vrede van Presburg (nog in 1805), waarbij Frankrijk in het bezit kwam van Venetië, Istrië en Dalmatië. Napoleon kon nu in verschillende van hem afhankelijke gebieden familieleden als vorsten aanstellen, b.v.
Lodewijk Napoleon in Holland (1806). In dat jaar sloot Pruisen na lang aarzelen zich bij Rusland aan: de vierde coalite-oorlog; maar bij Jena en Auerstadt werden de Pruisen verslagen.
Napoleon rukte Berlijn binnen, de Pruisen trokken terug naar de Oostelijke grenzen; daar had in 1807 de slag eerst plaats bij Eylau, die onbeslist bleef; in Juni viel de beslissing bij Friedland. Bij den vrede van Tilsit moest Pruisen afstaan het land ten Westen van de Elbe, waaruit Napoleon het koninkrijk Westfalen voor zijn broeder Jeröme vormde.
Tusschen het vernederde Pruisen en Rusland werd het hertogdom Warschau gesticht. Nog te Berlijn had Napoleon in 1806 het decreet uitgevaardigd, dat Engeland voor geblokkeerd verklaarde en allen handel met dit rijk verbood: het continentaal stelsel, later herhaaldelijk verscherpt, dat West-Europa dwong aan de zee, die eeuwen lang zijn belangen had gediend, den rug toe te keeren en een geheel nieuwe oeconomische orienteering te zoeken.
Het continentaal stelsel is Napoleon noodlottig geworden: het ging in tegen de natuurlijke gesteldheid der landen en volken, maakte het verzet der laatsten gaande en dreef hem tot steeds hachelijker maatregelen, terwijl het zijn vijanden vermeerderde.
Om Engelands invloed in Portugal te breken, werd aan dit land de oorlog verklaard, maar om het te bereiken moest Spanje worden geannexeerd.
Hoewel Napoleon er enkele overwinningen behaalde, is het hem, dank zij den tegenstand der bevolking, gesteund door de Engelschen (Lord Wellington en de Erfprins van Oranje) niet gelukt er blijvend meester van te worden. Zijn tegenslagen verlevendigden den moed van Pruisen en Oostenrijk.
Het eerste waagde nog geen strijd, met het laatste brak in 1809 de vijfde coalitie-oorlog uit. Wel behield Napoleon het slagveld, maar bij den vrede van Schönbrunn verkreeg hij niet al zijn eischen.
Hij liet zich scheiden van zijn vrouw Joséphine en huwde met Maria Louise van Oostenrijk, die hem in 1811 een zoon schonk, den koning van Rome, als hertog van Reichstadt in 1832 te Weenen gestorven. Al scheen het, dat hij nu stond op het toppunt van zijn macht, in werkelijkheid was deze reeds ernstig ondermijnd.
Algemeen werd het ondervonden, dat de militaire dictator, die de anarchie der revolutie had beteugeld, tot steeds knellender tyrannie de toevlucht nemen moest om de stijgende ontevredenheid te onderdrukken. Een strenge censuur zoowel buiten als in Frankrijk moest de openbare meening den mond snoeren; waren het eerst de Jacobijnen, die den afvalligen Jacobijn bestreden, toen hij steeds autocratischer optrad, stonden alle republikeinen tegenover hem; de royalisten hoopten op zijn spoedigen val; zijn echtscheiding, door den paus afgekeurd, en zijn mishandeling van dezen, dien hij in Fontainebleau in gevangenschap hield, verwijderden de Roomsch-Catholieken van hem; dienaren, die hun opkomst aan hem te danken hadden, als Talleyrand, Murat en Bernadotte, intrigeerden tegen hem, wapenroem moest zijn bewonderaars blijven verblinden en zijn trouwste vrienden snakten naar vrede.
Zoo was het dus hoog spel, dat hij speelde, toen hij zich Rusland tot vijand maakte en den grooten veldtocht van 1812 ondernam. Wat een succes leek, bleek zijn ondergang: wel drong hij tot Moskou door, maar de brand van Moskou noopte hem tot den terugtocht; het zwaard der Russen en de Russische winter decimeerden zijn leger; het werd een catastrofe.
Nog eenmaal wist hij in 1813 een leger bijeen te brengen; met schaarsch geëvenaard talent hield hij zich aan de Elbe staande tegen de Russen en de Pruisen, die met groot enthousiasme in den strijd hun vernedering van 1807 wreekten; de Oostenrijkers wisten hem door een wapenstilstand en onderhandelingen zoolang bezig te houden, totdat hun legers konden oprukken, en in den volkerenslag bij Leipzig, October 1813, werd hij verslagen.
Hij moest terugtrekken naar Parijs, op den voet gevolgd door de Pruisen; de Engelschen rukten uit Spanje naar ’t Noorden; de onderworpen volken, zooals de Nederlanden, wierpen het juk af en in 1814 moest hij, daar de senaat in Parijs, onder leiding van Talleyrand, koos voor de Bourbons, afstand doen, waarna hem Elba als verblijfplaats werd toegewezen.
Het volgend jaar wist hij te ontsnappen, nog eenmaal wist hij een schare bewonderaars te bezielen, maar door de vereenigde legers van Engelschen, Nederlanders en Pruisen bij Quatrebras en Waterloo (Juni 1815), verslagen, moest hij zich overgeven in de handen der Engelschen, die hem naar St. Helena voerden, waar hij in 1821 overleed.
Maar zijn geest, zijn invloed werkten lang na. De krijgskunde beheerschte hij tot na 1870.
Frankrijk dankt aan hem de eenheid van wetgeving door de codificatie van het Burgerlijk, handels- en strafrecht. Door de invoering van de Fransche wetboeken bewerkte hij de receptie van het Fransche recht, b.v. in ons land.
Het concordaat met den Paus van 1801, dat de Fransche Roomsch-Catholieke kerk onder de staatsmacht bracht, bleef van kracht tot 1905, de Protestantsche kerk maakte hij eveneens tot onderdeel der staatsmachine. Het verlicht despotisme van onzen koning Willem I was sterk Napoleontisch gekleurd, het liberalisme in Europa tot omstreeks 1870 was de erfgenaam van zijn ideeën; de Napoleon-vereering, die in Frankrijk na zijn dood ontstond, deed de Napoleon-idee nog eens in zijn veel minder begaafden neef Napoleon III herleven.
Ofschoon hij zelf tegenover het Christendom niet vijandig stond, zijn er in hem door zijn revolutionaire afkomst en zijn ongebreidelde eerzucht ongetwijfeld antiChristelijke tendenzen.