Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Gepubliceerd op 08-01-2020

Nabetrachting

betekenis & definitie

De nabetrachting, ook wel dankzegging genoemd, is niet uitdrukkelijk voorgeschreven, zooals de voorbereiding (1 Cor. 11 : 28), maar is terecht uit woorden als: „de drinkbeker der dankzegging” (1 Cor. 10 : 16) afgeleid, waarmee Paulus den Avondmaalsbeker zegent om God voor het offer van Christus te danken. Geen wonder dan ook, dat in de 16e eeuw na de voorbereidingspredikatie ook de nabetrachting in gebruik kwam.

De particuliere synode van Dordrecht, 1574, bepaalde reeds, dat men aan het einde der Avondmaalsviering (des morgens) „eene corte inleijdinghe tot der dancksegghinghe maecken” zou, waarin de Christenen èn op de „groote liefde Christi t’ ons waert”, èn op „de danckbaerheijt die wij schuldich sijn”, gewezen moesten worden; maar ’s namiddags zou men gewoon met de Catechismusprediking doorgaan, blijkbaar om in een jaar rond te komen, artt. 79—80; evenzoo de synode van Dordrecht, 1578, cap. IV : 16.

En wel besloot de synode van Middelburg, 1581, dat het in de vrijheid zou zijn op den Avondmaalsdag ’s namiddags met de Catechismusprediking voort te gaan, of een dankzeggingspredikatie te houden, maar zij sprak toch uit: „Het laetste kan wel nuttelijck geschieden”, waaruit blijkt, dat zij het wel nuttig achtte, al liet zij ’t vrij. In onzen tijd heerscht tweeërlei gebruik.

Sommige predikanten houden een afzonderlijke dankzeggingspredikatie; anderen gaan voort met den Catechismus, „hetgeen als vaste regel niet aan te bevelen is, daar niet elke afdeeling van den Catechismus geschikte stof biedt voor nabetrachting”. Zie Ur.

T. Hoekstra, Gereformeerde Homiletiek, blzz. 270, 273—275.

< >