of Mozes ben Maimon, of Maimuni, gewoonlijk verkort Rambam (van Rabbi Mosche ben Maimon) genoemd, werd geboren 14 Nisan (30 Maart) 1135, in Cordova, uit een geslacht, welks leden al van oudsher tot het rabbinaatscollege behoorden.
Hij was een der grootste geleerden, die het latere Jodendom voortbracht.
Zijn vereerders zeiden van hem: „Van Mozes (ben Amram) tot Mozes (ben Maimon) was er geen man als Mozes.” Niet alleen bestudeerde hij den Talmud, maar ook legde hij zich toe op sterrenkunde, wiskunde, geneeskunde, en vooral op filosofie.
In zijn jeugd had hij een zwervend leven met zijn familie, wegens godsdienstvervolgingen.
Omstreeks 1160 naar Fez verhuisd met de zijnen, nam hij daar, onder den dwang der Almohaden, uiterlijk den Islam aan.
Deze handelwijze werd door Maimonides in een in ’t Arabisch uitgegeven geschrift, Iggerethha-schemad, verdedigd. Hij betoogt hierin, dat de Islam niet afgodendienst, moord en ontucht vordert, maar de erkenning van Mohammed als een profeet, wat in den grond slechts als een formaliteit zou beschouwd worden.
Daarom behoeft men zich tegenover den drang van den Islam tot overgang niet aan den marteldood over te geven. Wel geeft hij den raad, zoo spoedig mogelijk een land op te zoeken, waar godsdienstvrijheid heerscht.
Zelf vertrok Maimonides van Fez naar Palestina, in 1165, en vandaar naar Egypte, waar hij zich in Fostat, dicht bij Cairo, vestigde.
Omstreeks 1170 werd hij hoofd der Joodsche gemeenten in Egypte.
Om zijn roep als geneesheer werd hij later lijfarts van Sultan Alfahdek, die in Cairo zijn residentie had.
Maimonides bleef tot aan zijn dood (1204) in Fostat.
Zijn lijk werd overgebracht naar Tiberias in Palestina.
In Fostat werden bij zijn sterven door Joden en Mohammedanen drie treurdagen gehouden, terwijl in Jeruzalem bij het ontvangen der doodstijding een algemeene vastendag werd uitgeschreven.
Maimonides werd eenerzijds hoog vereerd door de Joden, maar andererzijds deed hij door zijn werken een grooten strijd onder ’t Jodendom ontbranden.
De vereering en verguizing komen ’t best uit in twee grafschriften voor hem. Terwijl eerst ’n vereerder ’n grafschrift opstelde, waarin schier afgodische vereering geuit werd, kwam er later een ander voor in de plaats, van dezen inhoud: „Hier ligt Mozes Maimon, de gebannen ketter”.
De eerste grootere vrucht van zijn wetenschappelijke studie was zijn in 1618 in ’t Arabisch uitgegeven Mischna-Kommentaar.
Reeds hierin toonde hij zich een helder, methodisch denker en een systematisch ordenende geest.
Het was hem er om te doen, de Mischna volgens de in den Talmud opgehoopte stof kort te verklaren, en te bewijzen, dat de leeraren der Mischna geenszins vijandig tegenover de wetenschap stonden.
Aan ’t werk gaat een algemeene inleiding vooraf, waarin hij het begrip en het wezen der profetie en traditie ontwikkelt.
Maimonides legde vooral gewicht op de verhalende gedeelten van den Talmud. Deze gaven hem aanleiding, zijn filosofische beschouwingen te ontwikkelen. Het nieuwe standpunt van Maimonides was, dat hij niet, zooals totnutoe geschied was, alles, wat in den Talmoed voorkwam, voor traditie wilde aanzien, doch slechts dat, wat algemeen aangenomen werd. Daarmee bracht hij een critisch element in de Talmud-studie, dat voor de autoriteit van den Talmud gevaarlijk was. Maimonides doordrenkte de gansche Talmud-studie van Aristotelische metafysica, psychologie en ethiek, wijl hij van overtuiging was, dat in de Aristotelische filosofie de hoogste waarheidskennis was gegeven, en dat de Godsopenbaring door Mozes en de profeten, alsook deleervanden Talmud, daarmee overeenstemden. Deze beschouwingen drongen hem op een weg, die, als men dien consequent gevolgd had, het karakter der Joodsche religie geheel veranderd zou hebben, wijl zij, in plaats van een wetsreligie, tot een geloofsreligie zou geworden zijn.
Maimonides kwam er toe, een dogmatiek op te stellen, later verkort tot de bekende, in ieder Joodsch gebedenboek opgenomen, dertien geloofsartikelen.
In die geloofsartikelen wordt aangenomen:
1. het bestaan van God;
2. Zijn eenheid;
3. Zijn geestelijk bestaan en onveranderlijkheid;
4. Zijn eeuwigheid;
5. dat God waard is, geëerd te worden;
6. de Goddelijke verkiezing der profeten;
7. de Goddelijke zending van Mozes;
8. de Goddelijkheid der wet;
9. de onmogelijkheid van het opheffen der Goddelijke wet;
10. de Goddelijke voorzienigheid;
11. de Goddelijke vergelding van het goede en het kwade;
12. het komen van den Messias;
13. de opstanding der dooden.
Wie deze 13 geloofsartikelen aanneemt als waar, is een goede Jood, wie ze loochent, is een ketter, behoort niet meer tot Gods volk, en verbeurt de zaligheid.
In 1180 volgde Maimonides’tweede, nog grootere werk over den Talmud, de Mischne Thora, d. i. de herhaling der wet, Deuteronomium dus, door de Joden gewoonlijk „Jad-ha-chasaka” (d.i. „desterke hand”) genoemd, wijl het boek uit I4(i”’ = jad) boeken bestond. Het is in het Nieuw-Hebreeuwsch geschreven. Alles, wat de Joodsche religie omvat, Openbaring en Wet, Talmud en Traditie, wat tot het godsdienstige leven der Joden in leer en wettelijke bepalingen behoort, is hier volgens Maimonides saamgevat, en is behandeld naar wetenschappelijke methode, zoo in filosofischen als godsdienstigen zin.
Het was Maimonides’ bedoeling niet alleen, de Talmudische wetsbearbeiding af te sluiten, maar ook de studie van zijn werk in de plaats der Talmud-studie te stellen.
De Talmud-studie kon door dit werk wel als overbodig terzijde geschoven worden.
In 1190 verscheen zijn derde hoofdwerk, ook in ’t Arabisch en ’t Hebreeuwsch, More Neboechim, „Leidsman der dwalenden”, genoemd, dat zijn Invloed ook liet gelden in kringen van Christengeleerden.
Hij wil hierin op vrije, zelfstandige wijze de gansche Joodsche religie, naar inhoud en vorm, als een welineensluitend geheel, filosofisch vaststellen en rechtvaardigen.
Hij behandelt hierin meer de Grieksche en Arabische wijsgeeren, dan de meeningen der enkele Talmudgeleerden en Rabbijnen.
Het is een werk, bestemd voor alle ontwikkelden en geleerden, zoo Joden als niet-Joden, waarvan de inhoud zich ver buiten den Talmud en zijn leerstof uitstrekt.
Hoe groot het opzien was, dat Maimonides door zijn werken veroorzaakte onder het Jodendom, men voelde terstond, dat Maimonides een vreemd element in het Jodendom ingevoerd had door zijn filosofische beschouwingen, een element, dat tenslotte zelfs in staat zou zijn, om het Jodendom te ondermijnen, en de Openbaring op te lossen in een menschelijk gedachtenstelsel en de wezenlijke elementen eruit te verwijderen.
Daardoor riepen Maimonides’ werken een grooten strijd onder het Jodendom wakker, die het tegengestelde tengevolge had van wat Maimonides bedoeld had. Die strijd toch eindigde met de verbanning der filosofie uit het Jodendom en de uitsluitende heerschappij van het oude, zuivere, beperkte Talmudisme.