is het laatste tijdperk van het oud-paleolithicum. De naam is afgeleid van de vindplaats Le Moustier in het Vézèredal in het gebied van de Dordogne (Zuid-Frankrijk.) Ineen grot aldaar bracht het onderzoek te voorschijn een groot aantal steenen werktuigen en dierenbeenderen.
De werktuigen zijn priemen, schaven, schrappers, boren. Hiermee bewerkte de mensch de huiden der dieren, welke de jacht hem leverde.
De mannen vonden hun bestaan in jacht en vischvangst; de vrouwen zorgden voor het eten en bereidden de dierenhuiden. Woonplaatsen waren de grotten; volgens de geologen valt het Mousteriën samen met den laatsten ijstijd en zou dus het klimaat veel kouder zijn geweest.
In 1908 is door Klaatsch een skelet gevonden in het onderste hol van Le Moustier; (vandaar de naam Homo Mousteriensis). Deze wordt van denzelfden ouderdom geschat als de Neanderthal-mensch; behoort dus tot het „Neanderthal-ras”.