Hieronder verstaat men een figuur, dat samengesteld is uit de ineengestrengelde Grieksche beginletters van den Naam des Heeren, soms verbonden met een Grieksch kruis -j-. Ook zijn die aanvangsletters wel naast elkaar geplaatst.
De voornaamste zijn:
a. Is de de eerste letter (chi) van het woord XPI2T02 (Christus).
b. Bestaat uit de letter onder a genoemd, verbonden met I, welke de beginletter is van den naam IH20Y2 (Jezus). Dit teeken komt voor in een opschrift in de Katakomben.
c. Is een dooreenstrengeling van de letters X en p (rho). Het was een geliefkoosd teeken, dat ’t zij alleen, ’t zij verbonden met een krans, met palmtakken of met de letters A en Q of a en» gebezigd werd en in het begin van delVeeeuw in zwang kwam. De onder a, b en c genoemde monogrammen komen voor in den tijd der vervolging vóór Constantijn.
d. Is het onder c genoemde teeken, verbonden met een dwarsbalk, die wijst op den naderenden kruisvorm.
e. Is het onder d genoemde teeken, zonder X. Dit teeken wordt voor ’t eerst op een Romeinschen grafsteen van ’t jaar 355 aangetroffen. Het komt o.a., verbonden met co en A voor op een te Maastricht gevonden grafsteen uit de Ve eeuw.
De onder c en e genoemde teekens hielden zich staande tot het begin der Ve eeuw, omtrent welken tijd zij overgingen in en plaats maakten voor het Grieksche kruis -{-. Het monogram moet dan ook als voorlooper van het kruissymbool beschouwd worden.
Verder komen nog in aanmerking:
f. I. H., zijnde de eerste letters van het onder b genoemde Grieksche woord voor Jezus en
g. I. H. S., waarvan verschillende verklaringen zijn gegeven. Zoo heeft men deze letters beschouwd als de beginletters van Jesus Hominum Salvator of van In Hoe Signo (vinces) bekend, uit de verschijning aan Constantijn, terwijl de volksetymologie ze zelfs in verband gebracht heeft met Jesus, Heiland, Saligmaker. De waarheid zal wel zijn, dat ze de eerste drie letters vormen van den Griekschen naam voor Jezus. Dit naamteeken kwam eerst veel later in gebruik dan de andere genoemde.
Het Christus-monogram is altijd een geliefkoosd Christelijk symbool geweest. Vooral bij de Christenen der eerste eeuwen stond het in hooge eere en zij pasten het toe bij tal van voorwerpen van kerkelijk en huiselijk gebruik. Men versierde er mede de sarcophagen, de schalen en bekers, die bij het avondmaal in gebruik waren, de wierookvaten, de reliekhouders, de priesterkleeding, zoowel als de lampen, de glazen, de munten, de gouden of zilveren ringen, die aan oor of hals, arm of vinger gedragen werden, en de gespen, waarmede de Christenvrouwen zich het haar opstaken, ja tot op de kammen en andere toiletartikelen van de dames toe vindt men het monogram (of ook het kruis) als een geliefkoosd en heilig symbool aangebracht.