Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Gepubliceerd op 08-01-2020

Monarchianisme

betekenis & definitie

In de oude kerk kwam al spoedig de vraag op den voorgrond te staan, in welke verhouding Jezus Christus stond tot den Vader. De aanzienlijkste apologeten en kerkvaders hadden Jezus gehouden voor een hypostase (vuóaxamq), d. w. z. voor een persoon in het goddelijke Wezen, hoewel men niet vrij was van de dwaling, om dien persoon als ondergeschikt aan den Vader zich voor te stellen (subordinatie) overeenkomstig Joh. 14 : 28.

Anderen waren bevreesd, dat men, door teveel over den persoon des Zoons te spreken aan de eenheid (^ovaa/ja) Gods te kort zou doen, Deze laatsten werden Monarchianen genoemd. Dit Monarchianisme heeft drieërlei openbaringsvorm gehad.

Allereerst waren er, die uitgingen van de menschheid van Jezus, maar die leerden, dat Jezus evenals de vroegere profeten, doch in overvloediger mate, goddelijke wijsheid en kracht had ontvangen. Dat waren dynamistische Monarchianen (dvvapis = kracht).

Feitelijk loochenden deze de godheid van Jezus. In dat opzicht waren ze voorloopers van de latere Arianen.

Ze werden Alogers genoemd. De eerste Aloger was Theodotus, de Iederbereider, een in de Grieksche wetenschap wei onderlegd man.

Hij kwam in 190uitByzantium naar Rome. Bisschop Victor (189—197) excommuniceerde hem en zijn aanhang.

Zijn voornaamste leerling was 7 heodotus, de wisselaar.

Deze wilde te Rome een gemeente stichten, wat echter mislukte, omdat de bisschop Natalis, dien zij gekozen hadden, met berouw en boete in de Catholieke kerk terugkeerde.

De derde was Artemas. Eindelijk moet hier ook genoemd worden Paulus van Samosate, sinds 260 bisschop van Antiochië, die leerde, dat de logos (Zoon) en de sofia (Heilige Geest) slechts eigenschappen waren van één godheid.

De logos was geen persoon, maar een onpersoonlijke kracht.De leer, dat in Jezus slechts goddelijke kracht gewoond had, kon aan velen niet behagen. Deze wilden de godheid des Zoons niet loochenen. Daarom stelden zij zich op een ander standpunt. Zij leerden, dat de Zoon en de Vader eigenlijk dezelfde waren, en dat alzoo de Vader geboren was en geleden had en gestorven was. Zoo leerde Noëtus in Smyrna. Hij werd om deze leer buiten de kerk gesloten.

Praxeas bracht deze leer naar Rome. Daar wist hij bisschop Victor voor zijn gevoelen te winnen, omdat deze de leer der Patropassianen anders en beter achtte dan de leer der dynamistische Monarchianen.

Hierbij bleef het niet. De Patropassianen konden wel zeggen, dat de Zoon eigenlijk de Vader was, maar er bestond dan toch zeker onderscheid in de manier van optreden en werken. Dat begreep Sabellius, die wel de eenheid Gods op den voorgrond stelde, maar die daarbij leerde, dat de drie personen, slechts drie modaliteiten waren van de ééne godheid. Als beeld gebruikt hij, om zijn gedachten te verduidelijken, de zon in haar verschijning (d. i. de Vader), in haar licht (d. i. de Zoon) en in haar warmte-uitstraling (d. i. de Heilige Geest). Zoo werd de eenheid Gods gehandhaafd, maar de Drieëenheid practisch geloochend. Die dat leerden heetten modalistische Monarchianen.

De kerkvader Origenes sprak tegenover Berylllus op een synode uit, dat de Zoon van eeuwigheid gegenereerd is van den Vader. Toch was Origenes nog niet vrij van de gedachte, dat de Zoon gesubordineerd was van den Vader, geen subordinatie in zijn wezen, maar in zijn ontstaan.

Eerst Dionysius van Rome (257—268) sprak duidelijk uit, dat de Vader en de Zoon gelijk in wezen zijn.

< >