Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Gepubliceerd op 08-01-2020

Molukken

betekenis & definitie

Verzamelnaam voor de vele eilanden-groepen tusschen Celebes en NieuwGuinee. Behalve enkele grootere (Halmahera, Ceram en Boeroe), zijn ’t meest kleine, zelfs zeer kleine, eilanden, grootendeels bergachtig, sommige bovendien vulcanisch.

De voornaamste groepen zijn: de Halmahera-groep, de Batjangroep, de Soela-eilanden, Boeroe, Ceram, de Ambon-groep en de Banda-groep (de beide laatste zeer vulcanisch). — Ook rekent men wel tot de Molukken de „Groote Oost”, de eilanden-rij tusschen Timor en Nieuw-Guinee; de Zuidwester-, Zuidooster-, Kei- en Aroe-eilanden.De oorspronkelijke bevolking, de Alfoeren, (een vermenging van Maleiers en Papoe’s), is op vele eilanden weer vermengd met velerlei nationaliteiten uit Nederlandsch Oost-Indië, uit Azië en uit Europa; geen ander deel van den Archipel vertoont zulk een gemengde bevolking als die der Molukken; ook loopen de vele talen en dialecten zeer uiteen.

De nabijheid van den Evenaar, de krachtige regenval en de vruchtbaarheid van den bodem geven „voortbrengselen” in overvloed: sago, het gewone volksvoedsel, èn de kruidnagelen en notenmuscaten, waarnaar de Molukken den naam van „Specerij-eilanden” ontvangen hebben.

Van oude tijden her is er in deze specerijen gehandeld; de Javanen haalden ze naar Java; de Chineezen brachten ze naar het smalle deel van Malakka; over Perzië werden ze dan naar Europa vervoerd. Uit dezen specerijen-groothandel zijn de Javanen verdreven, eerst door de Portugeezen, daarna door de Nederlanders. De Molukken (Ternate) vormden in de eerste tijden het zwaartepunt der bezittingen van de OostIndische Compagnie; in 1619 werd dat verlegd naar Java (Batavia).

Berucht heeft zich de Oost-Indische Compagnie gemaakt door de z.g.n. hongi-tochten, waarbij vele kruidnagel- of muskaatboomen zijn vernield; zoo ’t heette, om de bevolking voor haar smokkelhandel te straffen, doch in werkelijkheid om de specerijen op prijs te houden. Geen eiland heeft daar meer onder geleden dan Ceram. Op Ambon en de Oeliassers werden er nog boomen gespaard, doch op Ceram mocht er geen enkele overblijven; bij het dempen van de opstanden is zelfs de bevolking van Ceram grootendeels uitgeroeid!

De naweeën van zulke „Bestuursmaatregelen” doen zich thans nog gevoelen; meer dan inéén ander deel van den Archipel ontbreekt het de bevolking aan energie; ook hebben de Molukken haar vooraanstaande plaats sinds lang verloren.

Merkwaardig is, dat een paar kleine eilanden de voornaamste geworden zijn; (de Sultans van Ternate en Tidore voerden eens de heerschappij over het gansche gebied van Oost-Celebes tot half Nieuw-Guinee). De Residenties zijn dan ook genoemd naar de kleine eilanden Ternate en Ambon. In 1925 is evenwel, tengevolge van de sinds jaren al voorbereide Bestuursreorganisatie, het Gouvernement der Molukken ingesteld, met Gouverneurs op Ternate en op Ambon.

Islam Volgens Valentijn nam in 1510 de vorst van Ternate den Islam aan en voerde hij dien in zijn rijk in. Ternate, Djilolo, Tidore en Batjan en nog andere eilanden gingen tot den Islam over. Ook op Ambon werd de Islam gevestigd en hij kreeg dA&r groote uitbreiding, toen een zeker Ternataansch koning, Hair, met zijn krijgsmacht tal van dorpen dwong den Islam te aanvaarden. Naar de gebruikelijke methoden heeft de Islam zich steeds verder over de Molukken verspreid. Toch is hij beperkt gebleven tot de kleine eilanden en de kuststreken van de grootere eilanden; al gaat ook de propaganda nog altijd vast en zeker door.

Rome De Roomsche (Portugeesche) Missie heeft ’t eerst het Christendom in de Molukken gebracht. Bekend is de Jezuiet Fransciscus Xaverius, die 1546 op Ambon landde, en dddr èn op andere eilanden met voorbeeldeloozen ijver gearbeid heeft, waarom hij den bijnaam kreeg van „den apostel van Indië”. Met de woedende vervolgingen van de zijde der fanatieke Mohammedanen had de Roomsche Missie zwaar te worstelen; daarbij joeg het gedrag der Portugeezen èn Mohammedanen èn Christenen tegen de dwingelanden in het harnas; daardoor bleef er van de Roomsche Missie in de Molukken slechts weinig over.

Zending van de Oost-Indische Compagnie In dezen staat van zaken kwam verandering door de komst van de Hollanders (1605). Onmiddellijk na het verdrijven der Portugeezen werd de reformatie ter hand genomen: de Roomsche priesters werden verbannen, de kruisen omvergeworpen, en de Roomsche Inlanders doodeenvoudig bij de Gereformeerde religie overgeschreven. Slechts op enkele plaatsen bleef het gevestigde Roomsch-Catholicisme in stand.

De belangrijkste Zendingsarbeid vanwege de Oost-Indische Compagnie werd verricht op Ambon en de omliggende eilanden, die tevens het voornaamste handelsgebied der Compagnie vormden. In den loop der jaren leed het Zendingswerk veel door gebrek aan predikanten; de verzorging van het bestaande liet gedurig veel te wenschen over, en tot uitbreiding kwam het al te weinig. Aan het Zendingswerk der Oost-Indische Compagnie hebben zich voortreffelijke mannen met heiligen ijver gewijd, onder wie Caspar Wiltens, Seb. Dankaerts, J. Heurnius, J. Vertregt en F.

Valentijn; maar er kwamen ook velen, wier gedrag niet anders dan schadelijk kon werken. Veel goeds is er gedaan: op tal van plaatsen werd de bediening op kerken en scholen geregeld; een aantal kerkgebouwen werd gesticht; in de behoefte aan Maleische boeken werd voorzien; ongeregeldheden werden tegengegaan; en er was een ernstig streven, om het Christendom meer te doen doordringen in het leven der Inlanders. Toch was er niet genoeg vastheid in den arbeid tengevolge van de gedurige verplaatsing der predikanten en de onvoldoende zorg voor voldoend personeel. Toen de Oost-Indische Compagnie óók haar Zendingswerk moest staken, waren er evenwel verschillende gemeenten geformeerd, die nu nog weer tot de beste van Nederlandsch-Indië te rekenen zijn.

Nederlandsch-Zendeling-Genootschap De eerste en langen tijd de eenige, die tot den Zendingsarbeid der Oost-Indische Compagnie is ingegaan, was het Nederlandsch-Zendeling-Genootschap.

Vooral de arbeid van Jozef Kam kwam de Molukken zeer ten goede. Van zijn komst te Ambon (Maart 1815) tot zijn dood (1833) heeft hij, tengevolge van den geestelijken nood der eilanden, hoofdzakelijk predikantendienst gedaan. Niet ten onrechte is hij wel de apostel der Molukken genoemd; op zijn vele reizen stichtte hij scholen en zendingposten.

Van de andere Zendelingen zijn te vermelden : Roskott, de oprichter van de Kweekschool te Batoemeira (1835), Bär Snr, en Luijke. Bij de tegenspoeden waarmede de Zending toch al te worstelen had, kreeg zij ook nog moeilijkheden met de Regeering. Het is er op uitgeloopen, dat in 1864 deze geheele Zending in Regeeringshanden overging, en dat de gemeenten aan de Indische kerk kwamen en de scholen aan het Gouvernement. Zie verder hierover art. Indische kerk.

De Utrechtsche Zendingsvereeniging heeft voor haar rekening genomen Halmahera, Boeroe, (en de Soela-eilanden).

Halmahera Zendeling H. van Dijken vestigde zich in 1867 aan het meer van Galela, en stichtte daar den post Duma; hij werd na zijn dood (1901) opgevolgd door zijn schoonzoon M. J. van Baarda. — Niet te Duma, noch te Soa-Konora (waar Zendelingen Klaassen, De Graaf en Van Baarda zonder eenige vrucht arbeidden), doch te Tobelo, de beruchte zeeroovershoek, op de Oostkust van het Noordelijk Schiereiland, kwam een merkwaardige beweging naar het Christendom (1897) die leidde tot vestiging van drie posten: Tobelo, Lolada en Kau; (Zendeling A. Hueting gaf aan deze beweging uitstekende leiding.

Toch heeft deze beweging niet aan de verwachting beantwoord; zij is nu zoo wat op het doode punt, en het kost moeite het verkregene te behouden.

Thans heeft Halmahera 5 Zendingsressorten: Tobelo, Kau, Boeli-Weda, Djilolo, GalelaMorotai-Loloda, met over de honderd gemeenten en bijgemeenten en circa 10.000 Christenen. Te Tobelo is een Normaalschool, een Ambachtsschool en een Ziekenhuis. Vroeger waren er op dit Zendingsveld 8 Zendelingen; thans 5 ä 6; het Zendingswerk toont wel wat groei, maar een zeer langzamen, die van de Zendelingen veel geduld en zelfverloochening vergt.

Boeroe Het Zendingswerk, in 1885 aangevangen door H. Hendriks, beperkte zich lange jaren in hoofdzaak tot de kust; daarna werd het mogelijk, om met de bevolking in de binnenlanden aanraking te krijgen. De arbeid is er zeer moeilijk: het langzaam uitsterven der toch al dunne bevolking blijft een moeilijk probleem, al schijnt de verhouding van geboorte-en sterftecijfers de laatste jaren iets te verbeteren; toenadering tot de Zendelingen wordt er weinig gevonden. Twee ressorten: Kust-Ressort en Binnenland-Ressort, met een twintigtal gemeenten en bijgemeenten, en pl.m. 3000 Christenen. Een tiental gemeenten voorziet in zelfonderhoud door de opbrengst van klappertuinen. Vermeerdering van Zendingskrachten is ook hier zeer noodig.

Het Centraal-Comité voor de Zending der Indische kerk richt de laatste jaren haar actie ook op de Molukken.

De tijden, dat de Zending in de Molukken de vooraanstaande plaats had in het geheel der Zendingsactie over onzen Archipel zijn echter lang voorbij.

< >