Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Gepubliceerd op 08-01-2020

Militairisme

betekenis & definitie

is de geijkte naam geworden voor het streven om in den Staat eenzijdigen nadruk te leggen op de beteekenis van leger en vloot, om met terzijdestelling of onderschatting van andere belangen de oorlogsorganisatie als hoogste Staatstaak te beschouwen en daaraan noodeloos volkskracht op te offeren.

Het spreekt vanzelf, dat de meeningen zeer sterk uiteenloopen over het al dan niet bestaan van zulk een militairisme in een bepaalden Staat. Er zijn er, die de beschuldiging van militairisme blijven uiten, zoolang niet de laatste soldaat in dienst van het wettig gezag verdwenen is, er zijn er, die ook bij de grootst mogelijke opdrijving van het cijfer der oorlogsbudgetten en het getal der weerbare manschappen, met kennelijke expansiedoeleinden, van geen militairisme willen weten.

Het nationale militairisme der oudheid, dat niet slechts de handhaving, maar ook de uitbreiding beoogde van den Staat, die alle individuen voor zich opeischte, trad in Sparta en Rome wel zeer sterk op den voorgrond.

Toen het Romeinsche Rijk over het hoogtepunt van zijn kracht heen was, ontstond een tweede soort militairisme, het praetorianisme, d.i. de overheerschende invloed van eerzuchtige legeraanvoerders, die de dragers van het Staatsgezag geheel in hun macht hadden en over den troon en de Staatsorganen naar willekeur beschikten.

Een landsheerlijk militairisme ontstond, toen de Renaissance haar triomfen vierde, en het misbruik van het oude Romeinsche recht de Christelijke grondslagen van den Staat aan het wankelen bracht, ook omdat het de vorsten met een macht bekleedde, die godsdienst, moraal en volksvrijheden aan hen onderwierp, zoodra hun belang dat vorderde.

Karakteristiek voor dit militairisme was het staande leger, dat door werving of (dikwijls gewelddadige) lichting tot de vereischte grootte werd gebracht. Onder Frederik II bereikte dit militairisme in Pruisen zijn hoogtepunt.

Echter kon bij deze organisatie het leger in oorlogstijd niet aanzienlijk vergroot worden, althans niet in zeer korten tijd. Daarom nam het Frankrijk der Revolutie zijn toevlucht tot andere maatregelen. Het volk werd in massa te wapen geroepen en Napoleon wist voor zijn eerzuchtige plannen ook den laatsten strijdbaren man in te lijven, zoodat de natie onder zijn bloedig militairisme dreigde ten onder te gaan.

Later werd Pruisen weer het model van den militairistischen staat. In den bevrijdingsoorlog had het voor een rechtvaardige zaak alle krachten ingespannen en daardoor zijn macht vergroot. Na Napoleon’s val bezweek het voor de verzoeking, om die macht ook voor andere dan verdedigingsoogmerken te gebruiken. Ook de moderne pantheïstische opvatting van den Staat en het Staatsdoel deed haar invloed gelden. De Staat zag zich weer zijn doel in zichzelf aangewezen en tot onbeperkte schepper der rechtsorde verheven. Niet in de volbrenging van Gods geboden tot heil des volks, maar in een steeds grootere machtsontplooiing en steeds rijkere maatschappelijke organisatie en steeds verder gaande beheersching van het individueele leven door de gemeenschap moest de Staat zijn roeping vervullen.

Zoo verscheen weer het oude nationale militairisme, zij het in nieuwen vorm, en dat niet alleen in Pruisen, maar ook in andere landen.

De vermeerdering van de militaire toerustingen van den eenen Staat bracht den anderen Staat tot eenzelfde handelwijze. Iedere Staat wilde zich vrijwaren tegen gevaren, die zijn gebied, zijn economische ontwikkeling, zijn onafhankelijkheid bedreigden. En naarmate de militaire macht toenam, groeide ook het verlangen om ze aan te wenden tot vergrooting van grondgebied of verhooging van dynastieke of nationale glorie.

Door het steeds toenemend wereldverkeer ontstond zoo een internationaal militairisme, dat zich met imperialistische bedoelingen ook veelal richtte op overzeesche landen, en daarom naast een steeds voortdurende uitbreiding van het landleger een ongekende versterking der oorlogsvloten teweegbracht.

Het militairisme onttrok zoo, ook in vredestijd, steeds meer krachten aan het gezins- en maatschappij-leven tot groote schade vooral van den landbouwenden en handwerksstand, het veroorzaakte door zijn ontzaglijke kosten hooge belastingen, het deed door het kazerneleven afbreuk aan religie en moraal van de zonen des volks, het werkte den trek naar de groote steden in de hand, doordien vele „jongens” van het platteland zich daar meer thuis waren gaan gevoelen en anderen nu overhaalden, het bevorderde het Socialisme ook op de dorpen, doordien vele soldaten als propagandisten terug keerden. Het militairisme vertoont trouwens ook verwantschap met het Socialisme. Het gewapende volk is één reuzenmassa, die leven en beweging ontvangt door één wenk, in zekeren zin door één geest wordt bezield. De Staat zorgt voor de bevrediging van alle dagelijksche behoeften; hij kleedt, voedt en voert de massa naar de plaats waar, en tot de werkzaamheid, waarvoor hij ze gebruiken wil. Nog een stap verder en de Socialistische Staat is bereikt, waarin niet slechts de militairen, maar het geheele volk door de geconcentreerde gemeenschap wordt verzorgd en van arbeid voorzien. (De nieuwe Fransche organisatie voor geval van oorlog is inderdaad op deze leest geschoeid.)

In militairisme en Socialisme beide wordt de zelfstandige ontwikkeling der persoonlijkheid stelselmatig onderdrukt.

Zoo knaagde het militairisme in vredestijd reeds aan de geestelijke en stoffelijke welvaart der volkeren. En welke de vreeselijke gevolgen zijn indien het van voorbereiding werkelijkheid wordt, heeft de wereldoorlog van 1914—1918 op overtuigende wijze geleerd.

Toch is sindsdien het militairisme niet van den aardbodem verdwenen. Meerdere ontwapeningsconferenties van den Volkenbond met zijn vredesdoel hebben bewezen, dat de daadwerkelijke wil tot opgeven van alle imperialistische expansiepolitiek, en daardoor tot afstand van elk militairisme, bij de niet-ontwapende mogendheden nog weinig ontwikkeld is. Alleen wanneer meer gehoor gegeven wordt aan de ordinantiën Gods, die ook nationale of monarchale zelfzucht (de wortel van het militairisme) tot zonde stempelen, zullen de volkeren vrijer ademen.

Ten aanzien van ons land zij slechts opgemerkt, dat aan expansiepolitiek en aanvalsoorlog door niemand wordt gedacht, dat wij echter ter verdediging tegen mogelijken aanslag op ons grondgebied verplicht zijn, zij het op bescheiden schaal, een leger te onderhouden, en met het oog op onze kusten en onze koloniën, een vloot ter beschikking te hebben.

Worden de Christelijke partijen van militairisme beschuldigd, het is omdat zij ons land niet weerloos den eersten besten landhongerige willen overleveren. (Zie artikel Oorlog.)

< >