Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Gepubliceerd op 08-01-2020

Migdol

betekenis & definitie

is eigenlijk een nevenvorm van het Hebreeuwsche migdal, dat in het Oude Testament herhaaldelijk voorkomt, altijd in den zin van toren of kasteel en als zoodanig deel kan uitmaken van een tot eigennaam geworden soortnaam als Migdal-El (godstoren), MigdalEder (kuddetoren) en Migdal-Gad (toren van Gad).

Met dergelijke migdals, waarvan er in Kanaan zoovele te vinden waren, kwamen natuurlijk ook de Egyptenaren in aanraking, die bij het imiteeren ook als van zelf den naam overnamen. Zij bouwden ze om Egypte tegen invallen der Aziaten te beschermen, d. w. z. ter plaatse waar nu het Suezkanaal loopt. Ongetwijfeld zijn er hier meerdere geweest, waarvan sommige slechts een zeer tijdelijk karakter droegen, andere tot kleinere steden uitgroeiden. Zoo hooren we van een Migdol in Exod. 14 : 2 en Num. 33 : 7, waarmede waarschijnlijk niet anders bedoeld is dan een wachttoren aan den weg, die de Sinaïtische kopermijnen met het Nijldal verbond. Anders staat het echter met het Migdol van Jer. 44 : 1, 46 : 17, Ezech. 29 : 10, 30 : 6, waar we met een grensstad te doen hebben dicht bij het latere Pelusium.

< >