Geboren uit Joodsche ouders in Suriname, vertrok na het verlaten der school, naar Demarara, waar hij, in Christelijke kringen opgenomen, spoedig tot bekeering kwam en gedoopt werd. In 1864 vertrok hij naar Engeland, waar hij in het Hackney College zich aan de studie der theologie wijdde.
Na drie jaar werd hij predikant te Woodbridge in het graafschap Suffold, vanwaar hij reeds het volgend jaar naar Londen beroepen werd. Daar werkte hij vier jaar.
Toen vertrok hij naar Amsterdam, om hier in dienst der „Nederlandsche Vereeniging voor Israël” onder de Joden te arbeiden. Deze arbeid, in December 1872 aangevangen, zette hij voort tot Maart 1876.
Intusschen was hij bij een bezoek aan Londen bekend geworden met het werk van Moody en Sankey, en nu begeerde hij in denzelfden geest op algemeen terrein door woord en lied te evangeliseeren. Zoo nam hij dan ontslag als zendeling onder Israël, en wijdde nu voortaan zijn krachten aan de evangelisatie.
In 1885 keerde hij naar Suriname terug, waar hij, met finantieelen steun uit Holland en Schotland, een vrije evangelische gemeente stichtte. In Mei 1905 stierf hij.
Hij vertaalde uit het Engelsch: D.L. Moody en zijn werk in ’s Heeren Wijngaard door W.H.
Daniels, 1875, waartegen Ds W.H.C. Kocken een brochure schreef.
Ook vertaalde hij de liederen van Sankey, die zoo bij duizendtallen hun weg gevonden hebben.