In de 17de eeuw hebben de Nederlanders gedeelten van Amerika’s Oostkust in bezit genomen als koloniën, terwijl Suriname in den tweeden Engelschen oorlog werd veroverd. Nadat in 1791 de West-Indische Compagnie werd opgeheven, gingen haar bezittingen over aan den Staat.
Zoo bezit Nederland nog twee koloniën in Amerika, n.l. Suriname op het vasteland en Curaçao dat gevormd wordt door een zestal eilanden.
Suriname, genoemd naar de gelijknamige rivier, is het middenstuk van Guyana en heeft een oppervlakte iets grooter dan Java. Het grenst aan den Atlantischen Oceaan en wordt van Cayenne (Fransch) gescheiden door de Marowynerivier en van Demerara (Engelsch) door de Corantynrivier.
Het Toemoek-Hoemakgebergte vormt de grens met Brazilië. In het bergland ontspringen alle belangrijke rivieren, die door de vele stroomversnellingen moeilijk bevaarbaar zijn.
Door de ligging, even benoorden den aequator, heeft Suriname een tropisch klimaat, met hooge, weinig afwisselende temperatuur en veel regen. Door het warme, regenrijke klimaat (men heeft er twee regentijden) en den vruchtbaren bodem is er een rijke plantengroei.
Zoowel bergals laagland zijn overdekt met tropische bosschen, slechts hier en daar afgewisseld door savannes, streken met hoog, taai gras en laag struikgewas. De bosschen zijn buitengewoon rijk aan uitnemende houtsoorten.
Landbouw wordt uitgeoefend langs den benedenloop der rivieren, maar nog geen half percent van heel Suriname is in cultuur gebracht.
In het midden der 18de eeuw waren er meer dan 600 plantages, meest voor suiker.
Toen in 1863 de slavernij werd afgeschaft, daalde het aantal tot beneden de honderd en zoo zijn tal van plantages weer in wildernis veranderd. Toch levert landbouw nog steeds het hoofdmiddel van bestaan.
Veeteelt is van weinig belang. Boschexploitatie en industrie zijn aan het opkomen.
De plantages worden gedreven door blanken, die meest in Suriname zijn geboren en zijn gelegen bij de riviermondingen, vooral langs de Commewijne, de Suriname, de Parakreek en de Nickérie. De plantages zijn als polders, beschermd door dijken tegen het vele water, dat de rivieren in den regentijd afvoeren.
De meeste plantages (70) leveren cacao als hoofdproduct, andere suiker (5), terwijl de laatste jaren koffie en chinaasappels veel worden aangeplant. De kleine landbouw wordt hoofdzakelijk beoefend door de Immigranten en de Boschnegers.
Vooral de rijstbouw neemt sterk toe, zoodat Nickérie reeds voldoende opbrengt voor de geheele volksvoeding. De boschexploitatie geschiedt door particuliere personen of door maatschappijen.
Van veel belang is het winnen van balata, het melksap uit den tot 35 meter hoogen bolletrieboom (balata houdt wat de eigenschappen betreft het midden tusschen rubber en getah pertja en wordt grootendeels gebruikt voor het vervaardigen van drijfriemen en kabels; ook bereidt men er in Amerika kauwgom uit).
De bodem bevat in het binnenland eenige delfstoffen, zooals goud, bauxiet (aluminiumerts), ijzererts en petroleum; ook diamant werd aangetroffen.
De uitvoer van Suriname, die zich voor 25% naar Nederland richt, besomt jaarlijks 10 millioen gulden. De invoer is gewoonlijk iets grooter.
Het zeeverkeer heeft grootendeels plaats met Nederlandsche schepen, vooral die van de Koninklijke West-Indische Maildienst. Het Gouvernement onderhoudt de noodige kustvaart.
Het rivierverkeer is goed ontwikkeld, vooral door de korjalen der Boschnegers. Goede landwegen ontbreken bijna overal.
Een spoorweg loopt met een kabelbaan over de Surinamerivier van Paramaribo Zuidwaarts tot Dam, nabij de goudvelden.Bevolking De bevolking telt 140.000 zielen. Twee è drieduizend Indianen wonen in de binnenlanden. De Boschnegers (ongeveer 18.000) hebben zich neergezet langs den middelloop der rivieren. Zij zijn een flink menschenras en zijn nakomelingen van de in 1863 vrijverklaarde slaven. De meesten verlieten toen de plantages en trokken zich terug in de bosschen. Ze vormen kleine republiekjes, die de Nederlandsche souvereiniteit erkennen.
De meerderheid der bevolking wordt gevormd door de Surinamers (Creolen), totaal bijna 60.000. Een bonte mengeling van blank tot neger. De meesten wonen in de stad Paramaribo. Verder telt de kolonie een 1500 Europeanen (750 Nederlanders), een gelijk aantal Chineezen, een 22.000 Javanen en een 32.000 Britsch Indiërs. Deze immigranten werden als contract-koelies aangeworven voor de plantages. Velen vestigen zich na afloop van hun verbintenis als kleine landbouwers.
De voornaamste nederzettingen zijn Paramaribo, Nieuw-Nickérie, Albina en Coronie. Paramaribo telt wel 60% der bevolking der kolonie. De stad ligt aan den linkeroever der Surinamerivier op een paar uur van de zee; de rivier is daar een kilometer breed. Trams bezit de hoofdstad niet. Hoewel ruim aangelegd, staan, voor een tropische stad, de veelal twee verdieping hooge huizen te dicht opeen. De meeste publieke gebouwen en woonhuizen zijn van hout.
De algemeene verkeerstaal is Negerengelsch. De meerderheid der Creolen spreekt echter Nederlandsch, de officieele taal. Kort na de emancipatie der slaven kreeg Suriname een nieuwe bestuursinrichting (regeeringsreglement van 1865). Aan het hoofd der kolonie staat een gouverneur, die de uitvoerende macht bekleedt en door de Koningin wordt benoemd. De wetgevende macht deelt hij met een volksvertegenwoordiging, de Koloniale Staten, die thans rechtstreeks worden gekozen door censuskiezers, ingezetenen der kolonie, zonder onderscheid van kleur. Suriname heeft dus zelfbestuur.
De gouverneur heeft als adviseerend lichaam naast zich een Raad van Bestuur, die dus een soortgelijke rol vervult als in onze Oost de Raad van Indië en in Nederland de Raad van State. Administratief wordt Suriname in een dertiental districten verdeeld elk onder een commissaris.
Godsdienst Er heerscht groote verscheidenheid op godsdienstig gebied. De meeste leden telt de Evangelische Broedergemeente der Hernhutters (30.000), daarna komt de Roomsch Catholieke Kerk (25.000). Behalve de Nederlandsche Hervormde Gemeente (7000) en de Evangelisch Luthersche Gemeente (3000) zijn er nog Joden, Doopsgezinden en Episcopalen. De immigranten zijn deels Mohammedaan (25.000), deels Hindoes (26.000). De Indianen en Boschnegers zijn Heidenen. Vanwege de Protestantsche kerken in Nederlandsch West-Indië zijn te Paramaribo drie predikanten geplaatst, uitgezonden door de dusgenaamde Indische of Haagsche commissie.
Om de 14 dagen wordt door een hunner dienst gedaan te Nieuw-Nickérie in de Vereenigde Protestantsche Gemeente. Tot grooten bloei is gekomen het kerkelijk-en zendingsleven der Evangelische Broedergemeente. Werd vroeger al het zendingswerk geleid van uit Herrnhut (Saksen), terwijl het Hulpzendingsgenootschap der Evangelische Broedergemeente te Zeist als Nederlandsche afdeeling medewerkte, sinds 1 Januari 1928 is dit laatste omgezet in een zelfstandig genootschap, dat de zorg voor en de leiding van al het zendingswerk op zich genomen heeft. Het bureau van dit Zeister Zendingsgenootschap (Z. Z. G.), dat reeds in 1893 werd opgericht, is ie Zeist, Broederplein 27.
Het is gedeeltelijk aangesloten bij de samenwerkende Zendingscorporaties te Oegstgeest. Het bestuur bestaat uit een vijftal leden. De gemeente is een Zendingsgemeente in den vollen zin van het woord. Het periodieke geschrift is: Ons Suriname. De handelsafdeeling te Paramaribo staat echter nog onder het beheer van de Zendingsdirectie te Herrnhut. Volgens het Nederlandsch Zendingsjaarboek 1928/29 is de staat van het zendingswerk aldus: De Creolenkerk telt behalve 7 gemeenten te Paramaribo, een negental hoofdgemeenten in de verschillende districten ; tezamen 49 gemeenten en bijgemeenten met een totaal van 26.000 leden.
Er zijn 17 zendeling-leeraren en 6 verpleegsters in de ziekenhuizen en 3 verpleegsters in de Tehuizen voor verwaarloosde kinderen. Het getal Inheemsche voorgangers bedraagt: 7 geordende en 10 ongeordende. In de scholen zijn werkzaam 67 Inheemsche mannen en 48 Inheemsche vrouwen. Het getal volksscholen is 19 met een 4666 leerlingen. Voor het Europeesch onderwijs is er een Schoolopziener, tevens belast met de Normaalcursussen en een hoofd voor de Mulo-school. Te Paramaribo zijn 4 Europeesche scholen, in de districten een tiental.
In Bethesda is een Melaatschen-asyl (60) en in het Boschland is een hulpziekenhuis (50). Er is een Tehuis voor verwaarloosde en Creoolsche kinderen (Saron) met 100 kinderen; een Tehuis voor BritschIndische kinderen (60) en een Tehuis voor Javaansche kinderen (75). In Paramaribo bestaat een Stadszending, die haar arbeid ook uitstrekt tot de Gevangenis, Krankzinnigengesticht en ’s Lands Armeninrichting. De zending onder de Boschnegers, met een 18 gemeenten en bij gemeenten en 3070 leden, staat onder toezicht van de zendeling-leeraren der stadsgemeente, maar wordt gedreven door Inheemsche voorgangers. Het moordend klimaat, dat zoovele offers eischte, dwong tot dezen maatregel. Er zijn een veertien tal volksscholen met 554 leerlingen.
Het getal Inheemsche voorgangers is: 3 geordende en 9 niet-geordende. Ook de zending onder de Immigranten is krachtig ter hand genomen. Onder de Britsch-Indiërs arbeiden 2 zendeling-leeraren met 8 Britsch-Indische voorgangers (aantal Christenen: 390). Onder de Javanen arbeiden 2 zendeling-leeraren met 5 Javaansche voorgangers (aantal Christenen: 125). Al deze arbeid vereischt een uitgave van f 160.000. Herrnhut subsidieert voorloopig nog met f 40.000.
Het Zeister Zendingsgenootschap is dus aansprakelijk voor f 120.000. In 1927 werd opgebracht f66.000. Het werk der Evangelische Broedergemeente wordt echter op verschillende wijze gesteund. In Den Haag bestaat een „Maatschappij tot bevordering van het Godsdienstonderwijs onder de Inlandsche bevolking van de kolonie Suriname” (Haagsche Maatschappij, opgericht in 1829) met het doel geldelijken steun te verkenen aan de scholen van de Evangelische Broedergemeente. Het heeft overal provinciale vertegenwoordigers en bracht in 1927 f 6750 bijeen. Te Paramaribo is een „Protestantsche Vereeniging tot verpleging van Lepralijders in de kolonie Suriname” („Bethesda”) met een centraal comité in Den Haag. Er zijn ongeveer 1600 contribuanten en de inkomsten bedroegen in 1927: f 19.531.
Roomsch-Catholieke Missie Ook deze is sterk ontwikkeld. Onder het Apostolische Vicariaat van Suriname ressorteeren: 30 priesters, 9 geestelijken van den tweeden rang, 28 fraters, 19 leekebroeders en 134 zusters van verschillende congregaties. Het aantal Roomsch-Catholieken bedraagt: 22.327, en bovendien 1985 gedoopte Indianen en 462 Boschnegers. De hoofdstatie is te Paramaribo en er zijn 4 bij-staties. De Missie vervult een groote taak op schoolgebied. Te Paramaribo vindt men een Mulo-school voor jongens en een voor meisjes en een Industrieschool voor meisjes.
Voorts 8 lagere scholen voor jongens en 5 voor meisjes en 12 gemengde scholen met 137 geëxamineerde onderwijzers. Totaal aantal leerlingen: 2737 jongens en 2294 meisjes. Te Paramaribo is behalve een jongens-en meisjes-weeshuis (104 jongens en 131 meisjes) een ziekenhuis en een melaatschenasyl (110 verpleegden).