Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Gepubliceerd op 08-01-2020

Mennonieten in de Vereenigde Staten

betekenis & definitie

Er bestaan binnen de grenzen der Noord-Amerikaansche Unie zestien verschillende „Mennonite” kerkengroepen met een gezamenlijk ledental van bij de 100.000, ruim duizend gemeenten vormend, bediend door over de 1500 predikanten.

Hun geloofsbelijdenis is in hoofdzaak dezelfde, n.l. de Confessie, uit 18 artikelen bestaande, die in 1632 te Dordrecht werd vastgesteld. De Generale Conferentie van Mennonieten in NoordAmerika publiceerde in 1902 als de hare de Belijdenis gecompileerd door Cornelis Ris, van Hoorn, Nederland. De „Conservatieve”, of „Old Order Amish Mennonites” hebben echter nog in 1922 hun vasthouden aan de Belijdenis van 1632 bevestigd.

Als regel is hun kerkregeering congregationalistisch. De plaatselijke kerk is geheel auto noora. Vele predikanten zorgen door middel van landarbeid voor eigen onderhoud.

Hun sterkste kerkengroep is de „Mennonite Church” met ruim 350 gemeenten, over 400 predikanten en ongeveer 35.000 leden. Zij onderhoudt twee „colleges”. Een gelijk getal dergelijke scholen wordt onderhouden door de „Central Conference of Mennonites”. Eén hunner scholen, „Whitmarsum Seminary”, te Bluffton, in den staat Ohio, herinnert aan de plaats in Friesland waar Menno Simons zoo lang woonde en arbeidde, gelijk de naam van heel de groep duidelijk herinnert aan dien Nederlandschen leider der Doopsgezinden, wiens naam en arbeid men in Noord-Amerika in gezegende gedachtenis houdt, ofschoon voor zoover bekend, er slechts een klein getal Mennonieten van Hollandschen bloede is. De meesten zijn afstammelingen van Zwitsersche en Duitsche immigranten, en deDuitsche taal is nog in veelvuldig gebruik, zelfs onder de Amerikaansche Mennonieten, wier voorouders reeds een eeuw of langer geleden naar de Vereenigde Staten verhuisden.

Dat duidt op vasthoudendheid betreffende het oude. Daarin zijn enkele van de kleine groepen zóó beslist dat zij een gestadigen strijd voeren tegen alles wat „nieuw” is, ook in uiterlijke zaken. Zoo zijn er die het hun aanhangers verbieden om knoopen te gebruiken op hunne kleedij. Dat zijn nieuwerwetsche uitvindingen. Met haken en oogen houdt men de kleederen samen. Hunne woningen zijn zonder gordijnen, omdat zij niets willen „verbergen”, en in stede van „kerkgebouwen” te willen optrekken vergadert men de gemeente „ten huize” van de broederen (Rom. 16 : 19 en Col. 4 : 15).

Indertijd was er in Pensylvania zelfs een groep die het feest der nieuwe maan (Ps. 81 : 4), geregeld met bazuingeschal plechtiglijk als „feestdag” vierde. Alle sieraad van goud en zilver is verboden aan de vrouwen (1 Petr. 3 : 3). Doch ook aan de mannen, die het o.a. moeten stellen zonder nekdas. De kleedij van de vrouwen, kinderen en mannen, is naar vast model, zoodat men deze groepen direct kent aan het uiterlijk gewaad.

Deze extreme conservatieve groepen echter verminderen langzaam doch zeker in getal, terwijl de meer progessieve groepen als regel toenemen in sterkte en invloed.

< >