De Maya’s zijn een groot Indianen-volk, dat in Centraal-Amerika zijn woonstede heeft gehad. Een gedeelte van het tegenwoordige Mexico, het schiereiland Yucatan, gedeelten van Honduras, Salvador en Guatemala waren oudtijds door het Maya-volk bewoond.
Oorspronkelijk ging het in vele kleine staatjes uiteen, die door dynastieën bestuurd werden. Sommige dezer Maya-stammen hebben een bijzonder hoogen trap van beschaving bereikt, die vooral in Yucatan haar zetel heeft gehad.
Volgens de traditie zou van uit het Westen een soort volksverhuizing hebben plaats gehad, tengevolge waarvan een groote massa vreemdelingen onder leiding van een zekeren Zamna zich vestigden onder de in Yucatan reeds inheemsche stammen en daar een nieuwe cultuur deden ontstaan. Het volk, waaronder dan Zamna met de zijnen hunne tenten opsloegen, is dan het volk der Maya, dat door hem onderworpen werd.
Deze Zamna werd eerst een soort heros om daarna als een godheid te worden vereerd. Een andere aztekische traditie weet van een uit het Westen gekomen heros der cultuur, die den naam draagt van Kukulkan, een woord, dat de Maya-naam is voor de Mexicaansche godheid Quetzalcoatl.
Werd na den dood van Zamna om diens graf-pyramide de stad Izamal gebouwd, zoo gaat van Kukulkan de stichting van de stad Mayapan uit. Ook deze vreemde beschaver verdwijnt dan op geheimzinnige wijze en de edelen kiezen dan Kokon tot koning, die de stichter wordt eener dynastie, die echter slechts kort bestaat.
En dan verschijnen drie broeders Itza, die de heerschappij zich verwerven. Doch ook zij worden verdrongen doordat bij een vierde invasie, ditmaal van den stam der Tolteken, een nieuwe toestand intreedt.
Deze wordt gewoonlijk gesteld in de 5e eeuw voor onze jaartelling.
Zij hebben echter een paar eeuwen noodig gehad om de dynastie der Itza te verdrijven en in hun plaats Toltekische vorsten op den troon te brengen.
Deze Toltekische cultuur bouwde voort op die der Maya en verbreidde zich veel verder over het grootste deel van Midden-Amerika. Doch voor de grenzen van Nicaragua houden de sporen van een vroegere grootsche beschaving op.
De hoofdzetel dezer Maya-cultuur, zooals ze door de Tolteken is ontwikkeld, is Yucatan, dat archaeologisch als het classieke gebied van Amerika beschouwd kan worden. Een zeer groot aantal ruïnen is daar in de eerste helft der vorige eeuw ontdekt door Amerikaansche en Engelsche reizigers, die voor het eerst de aandacht vestigden op de groote bloeiende culturen, die in zeer vroege tijden in deze gebieden der nieuwe wereld bestaan moeten hebben.
De ruïnen, daar gevonden, getuigen door haar schoonheid en door haar kunst van een hoog en fijn ontwikkeld cultuurleven, dat voor de vroegere beschavingen der oude wereld niet behoeft onder te doen. Beroemd zijn de ruïnen van Chichen-Itza, die zich over een groote vlakte uitstrekken en een diepen indruk maken als getuigen der vergankelijkheid van het menschelijk leven en streven.
Een paleis is er nog duidelijk zichtbaar, waar eertijds de heilige jonkvrouwen, evenals de Vestaalsche maagden te Rome, het eeuwige vuur onderhielden ter eere van den zonnegod. Ook hier heeft een soort circus gestaan, terwijl het ontbreken van straten doet denken aan een soort villapark, waar de gebouwen in lusthoven stonden.Ook pyramiden en tempels ontbreken hier niet. Dergelijke overblijfselen worden ook aangetroffen ter plaatse, waar de stad Uxmal gelegen heeft, die in de 9e eeuw onzer jaartelling gesticht werd. Het geheele Noord-Westelijke gedeelte van Yucatan is bedekt met ruïnen van oude steden, terwijl op het eiland Cozumal wonderschoone bouwwerken werden aangetroffen, toen de Spanjaarden er voor het eerst kwamen. Ook was Yucatan in het bezit van een wegennet, dat op zeer soliede wijze aangelegd bleek. De kolossale tempels met pyramidaal-vormige verhevenheden herinneren aan de resten der oud-Babylonische beschaving. Dit alles wijst op het bestaan eener zeer oude beschaving en dus op een geestelijk hoog begaafd ras.
Het heeft de aandacht getrokken, dat deze oude bewoners van Yucatan blijkbaar zeer gehecht waren aan het vierkant, daar al hun bouwwerken, huizen, kamers en zelfs deuren vierkant zijn, terwijl de gebouwen geen vensters hadden en het licht door de deuren moest inkomen. De paleizen en de woningen van de priesters en de kloosters der gewijde maagden, die het vuur van den zonnegod moesten onderhouden, hadden slechts eene verdieping en waren, wat het laatste betreft, voorzien van cellen, waar het licht niet kon binnendringen. De eerste Spanjaarden, die in deze streken landden, wisten te verhalen van zonne-zuilen en zonne-beelden, waaruit blijkt welk een groote plaats zon- en vuur-vereering in den godsdienst dezer volken heeft ingenomen. Ook het menschenoffer (zie het artikel Menschen-offer) was bij hen in veelvuldig gebruik. In het rijk der Azteken werd dit tot een soort massa-slachterij, die met afgrijzen vervult.
Over het geestelijk leven van dit volk van hoogen aanleg en rijke begaafdheid weet men weinig. De overblijfselen der schitterende bouwwerken spreken een zwijgende taai over de grootheid van zijn genie, doch stellen niet in staat genoegzaam diep in het geestelijk leven door te dringen. Iets is er nog bekend over hun kalender en ook lieten zij een soort schrift na, de Maya-hieroglyphen, dat een teekenschrift is, dat nog niet voldoende verklaard is. Er is wel gepoogd een zeker alfabeth in deze teekens te ontdekken, doch hiermede zijn noch de handschriften, noch de opschriften der monumenten te lezen. De Maya’s waren namelijk in het bezit van handschriften, waarvan enkelen zijn bewaard gebleven. Deze boeken waren 10 tot 12 el lang en werden als palmbladen saamgevouwen.
Daarin teekenden zij de voornaamste gebeurtenissen op, die in den loop van hun jaar geschied waren: de epidemische bezoekingen, stormen, overstroomingen, hongersnooden, oorlogen en alles wat het volk getroffen had. Zij zijn met hieroglyphen beschreven. Deze ook vierhoekige figuren bevatten een groot aantal elementen in zich van gecombineerde beelden, terwijl de oorspronkelijke afbeeldingen der voorwerpen tot conventioneele teekens zijn verworden en tot een lettervorm werden afgekort. En daar men ook van de taal weinig afweet en geen of weinig gegevens heeft, die licht verspreiden kunnen, zooals b.v. bij de verklaring van de Egyptische of Babylonische taalmonumenten ter beschikking stonden om den sleutel te ontdekken, is het begrijpelijk, dat deze Maya-hieroglyphen tot nu toe nog niet voldoende ontcijferd konden worden. Sommige dingen heeft men echter met zekerheid kunnen vast stellen. Bekend zijn de hieroglyphen der twintig dagteekens, die der achttien maanden, die elk 20 dagen telden en enkele andere tijd-hiëroglyphen, ook die van enkele kleuren, van de vier windstreken en die der getallen van 1—20.
Het rekensysteem heeft men eenigszins tot klaarheid kunnen brengen en ook enkele hieroglyphen, die góden voorstellen, maar van de klanken, die deze tot uitdrukking brengen, weet men niets. De sleutel, die tot verklaring van deze overblijfselen der Maya-cultuur zou kunnen leiden, bezit men niet. Deze cultuur heeft zich echter over een aanmerkelijk gebied uitgestrekt. De Maya’s waren ten tijde van Amerika’s ontdekking ongetwijfeld het meest beschaafde Amerikaansche volk, doch voor de grenzen van Nicaragua hield deze invloed op en wordt een Zuid-Amerikaansche invloed merkbaar.
Over den oorsprong dezer cultureel zoo hoogstaande volkeren heeft men allerlei hypothesen opgesteld. Daarvoor was te meer aanleiding, omdat de Heilige Schrift over de volkeren van Amerika’s vastland niets bericht. Vooral de vrijwel verdwenen 10 stammen van het oude Israël werden dan als de stamvaders dezer onbekende rassen aangewezen. De Indianen werden tot stamverwanten der Israëlieten geproclameerd, waarbij dan nadruk gelegd werd op de overeenkomst in de gelaatstrekken tusschen Roodhuiden en Joden. Deze hypothese aangaande de verwantschap tusschen de 10 stammen en deze volken heeft zich langen tijd gehandhaafd en vindt ook in onzen tijd nog wel enkele verdedigers. Tot staving beriep men zich daarvoor op gesprekken van reizigers met Indianen, die zich van Joodschen oorsprong zouden hebben aangediend.
Sommigen zouden zich zelfs als Rubenieten en als dienaren van Jehova hebben voorgesteld. Ook heeft men de vraag overwogen, of niet het paradijs in Amerika moest gezocht worden. De nieuwere ethnologische wetenschap met haar geheel andere methoden van onderzoek maakte aan deze grillige hypothesen een einde en men kwam in verband met de geologische en prehistorische onderzoekingen tot geheel andere resultaten. De verbinding tusschen Azië en Amerika zou in vroegere aard-perioden een geheel andere geweest zijn dan thans, zoodat een bevolking van Amerika van uit Azië wordt aangenomen. Latere ingrijpende wijzigingen in de aardkorst zouden dan deze volksstammen in afzondering hebben gehouden en een volstrekt zelfstandige ontwikkeling hebben mogelijk gemaakt, waaraan dan deze Amerikaansche culturen haar geheel eigen karakter danken. Toch zijn er ook verhalen, die schijnen te wijzen op zeer oude betrekkingen in cultureelen zin.
Zoo zouden in de 5e eeuw Buddhistische priesters naar Californië gekomen zijn en ook van uit China reeds reizen naar Amerikaansche kustgebieden ondernomen zijn, gelijk er ook verhaald wordt over door blanken uit het Noorden van Europa gemaakte tochten met een missionair karakter. Doch al deze verhalen zijn in mythische nevelen gehuld. De volkeren der nieuwe wereld waren niet slechts over een zeer groot gebied verspreid, maar hebben ook niet allen één zelfden oorsprong, zoodat er in hun cultuurleven een groot onderscheid was. Toen de Spanjaarden hun veroveringstochten begonnen, was het ijzer bij deze hoog ontwikkelde volken nog onbekend. Zij verkeerden nog in den bronstijd, maar er waren er ook vele, die nog op een zeer laag peil van ontwikkeling stonden. Doch de Maya’s moeten ongetwijfeld een zeer hoog cultuur-peil bereikt hebben.
De overblijfselen hunner beschaving dwingen heden ten dage nog de bewondering af. De Maya-cultuur wordt door velen als de stammoeder beschouwd van de zich over Mexico uitstrekkende toltekisch-aztekische cultuur en hangt saam met die der cultuurvolken van Zuid-Amerika. Gegeven de samenhang en verwantschap van alle oud-Amerikaansche culturen ligt het voor de hand deze niet af te leiden uit toevallige aanrakingen met de oude Aziatische wereld of oud-Europa, maar ze te beschouwen als opgekomen uit de halfcultuur, die het bezit was der oude Indianenvolken, waarvan de overblijfselen nog worden aan getroffen. Hetgeen herinnert aan wat in de oude wereld aangetroffen werd en wordt, vindt gereede verklaring uit het algemeen menschelijke, dat aller deel is. Zoo zou dus ook de Maya-cultuur een ontwikkelingsvorm zijn van zuiver Amerikaanschen oorsprong. Hoewel daarmede uit den aard der zaak nog geen licht is opgegaan over de afkomst der oudste bewoners van Amerika, die daarom toch nog wel genetisch saamhangen kunnen met de oude menschheid, die Azië bewoonde in voor ons prehistorische tijden. De zelfstandige cultuurontwikkeling dezer volken, de hoogte, waartoe zij zich hebben verheven, bewijzen ongetwijfeld den hoogen aanleg en de rijke geestelijke begaafdheid dezer volken, die helaas op de vreeselijkste wijze hebben ervaren de bloed- en gouddorst der uit het Oosten over den Oceaan gekomen Spanjaarden, die zij aanvankelijk beschouwden als wezens van hooger orde.
Litteratuur: Brühl, Die Kulturvölker Altamerikas, 1875—1887. Plongeon, Vestiges of the Mayas, New York, 1882. Rosny, Essai sur le déchiffrement de Vécriture hiératique de l’Amérique centrale, Paris, 1876. Förstemann, Die Maya-Handschrift, Dresden, 1892. Goodman, The archaic Maya inscriptions, London, 1897. Handschriften worden bewaard in de Bibliothèque nationale te Parijs, één is er in Madrid en één in de bibliotheek te Dresden.
Zie ook Karl Woermann, Geschichte der Kunst, Leipzig—Wien, 1905,1, Band S. 81 — 96. Die Kunst der altamerikanischen Kulturvölker. Bovendien zijn in ethnologische periodieken tal van studiën opgenomen.