I. Martinus I, paus 649—655, kreeg al aanstonds na zijn optreden verschil met keizer Constans II, die in den Typos (zie het art.
Monotheleten) den strijd over de twee willen in Christus verboden had. Martinus was belijder van de twee willen.
Op de eerste Lateraansche Synode (649) veroordeelde hij zoowel den Ektnesis als den Typos. De keizer wilde hem aanstonds gevangen laten nemen, maar dit kon eerst geschieden in 653.
Toen werd Martinus naar Constantinopel gevoerd. De keizer wilde hem in stukken laten houwen, maar op voorspraak van den patriarch werd hij naar Cherson verbannen (654).
Daar gevoelde hij zich van allen verlaten, zelfs van zijn gemeente te Rome, die in 654 reeds een opvolger voor hem verkozen had, n.m. Eugenius I.
In 655 werd hij door den dood uit zijn lijden verlost.II. Martinus van Tours, geboren 319 te Sabaria (Pannonië). Zijn vader, een Tribunus militum, noodzaakte hem, ofschoon Martinus het leven in de eenzaamheid liefhad, in den krijgsdienst te gaan. Als soldaat deelde hij eens zijn ruitermantel met een van koude bijna omkomenden bedelaar. Daarom verscheen hem in den volgenden nacht Christus, bekleed met de helft van den ruitermantel. Alzoo zegt de traditie.
Op 18-jarigen leeftijd werd hij gedoopt. Hij bleef eenigen tijd bij Hilarius van Poitiers. Daarna ging hij naar zijn vaderland Pannonië, waar hij zijn moeder tot bekeering bracht. Door de Arianen werd hij verdreven. Hij ging naar Milaan en kort daarna als kluizenaar naar het eiland Gallinaria bij Genua. Daar voedde hij zich met wortelen.
Met Hilarius, die verbannen was, ging hij naar Poitiers en hij stichtte in 370 in de nabijheid dier stad een klooster, het eerste klooster in Gallië. Lococagium (Licugé). Door list werd hij in 375 tot bisschop van Tours verkozen. Desondanks bleef hij kluizenaar. Hij verzamelde een groote schare van gelijkgezinden rondom zich, bracht velen, vooral uit het landsvolk, tot bekeering, verwoestte vele Heidensche tempels en hij moet een groot getal wonderen verricht hebben. Zelfs moet hij (volgens de traditie) dooden hebben opgewekt.
Dit is zeker, dat deze man, ofschoon geen geleerde, een onweerstaanbare macht op de gemoederen van honderden uitoefende. Aan deze macht kon ook keizer Maximus zich niet ontworstelen, toen deze aan Martinus beloofde het leven der Priscillianen te zullen sparen. Toen de keizer op aanstoken van Ithacius ze nochtans liet dooden, verbrak Martinus de kerkelijke gemeenschap met de bisschoppen, die met het doodvonnis ingestemd hadden. Hij stierf 11 November 400 in het klooster Marmontiers. Martinus is de schutspatroon van Frankrijk geworden, later ook de beschermheilige van Mainz en Wiirzburg. Hij was de eerste heilige, die niet tot de martelaars behoorde.
Zijn begrafenisdag is 11 November. Deze dag is de feestdag St. Maarten. Vele gebruiken zijn aan de herinnering van dezen heilige te danken. Maartensvuur, Maartenswijn, Maartenskoorn enz. Zijn leven is beschreven door zijn leerling Sulpicius Severus „de beati Martini vita.” Vele wonderverhalen zijn te vinden in Miraculorum Sanctissimi Martini.
III. Martinus van Braga of Dumia, geboren 510 in Pannonië, sinds 551 monnik in Gallicië. Hij heeft in het Noorden van Spanje ijverig gearbeid onder de Sueven, stichtte verscheiden kloosters, zoo o. m. dat te Dumia, waar hij een tijdlang abt was. Later werd hij aartsbisschop van Braga en was voorzitter van de Synode van Braga in 572. Deze Synode was gericht tegen de Arianen en de Priscillianen. Zijn sterfdag is 20 Maart.
Het jaar is onzeker. Het moet geweest zijn tusschen 583 en 589. De geschriften, welke hij nagelaten heeft, zijn meest van kerkrechterlijken aard. Zoo o. a. Collectio orientalium canonum seu Capitula Martini. Hij schreef ook een boek op ethisch terrein n.l. Formula honestae vitae.