of de Cleyn werd in het jaar 1523 in Vlaanderen en naar alle waarschijnlijkheid in Gent geboren. Van zijn familie is ons weinig bekend.
Hij studeerde later te Bazel in de medicijnen. Begin Januari 1548 was hij in elk geval nog te Bazel; daarna ging hij naarZürich, waar hij waarschijnlijk de theologie beoefende en wel onder Bullinger en anderen.
Vooral Bullinger had grooten invloed op hem. In Maart 1549 verliet hij Zürich.
Over Bazel en Straatsburg ging hij naar Antwerpen. Den lOden Mei 1549 kwam hij behouden in Londen aan.
Hier begon hij in den aanvang van het jaar 1550, in een particulier huis voor de Vlamingen als prediker op te treden. Zelfs werd den vluchtelingen de kerk van het voormalig klooster Austin Friars afgestaan.
Aanvankelijk werd Micron hier hun prediker, straks bijgestaan door Wouter Delenus. Micron kwam echter als volksprediker meer naar voren dan Delenus, de geleerde.
Van Micron’s hand zag hier het licht: De Christelijke Ordinantiën der Nederlandscher Ghemeynten Christi.
Ook schreef hij in 1552 ten dienste van de gemeente te Londen: Cleyne Catechismus of kinderieere, die gebezigd werd bij het godsdienstonderricht, dat aan kleine kinderen beneden de 12 jaar gegeven werd; een boekje, dat veel gebruikt werd, maar ook later door den Heidelberger werd verdrongen.
Ook bezorgde hij een verkorte uitgave van a Lasco’s Kerkorde. Ijverig werkte Micron dus aan het welzijn der Londensche gemeente.
Utenhove spreekt dan ook met grooten lof over Micron’s arbeid (Dr J. H.
Gerritsen, Micronius, 1895, bl. 23). „.De troonsbestijging van Maria Tudor (1553), gemalin van Filips II, verdreef onder meer ook Micron benevens een groot aantal buitenlanders uit Engeland. Een 175 vluchtelingen kwamen met Micron in Denemarken aan, vandaar 13 December in felle koude verdreven, gingen zij naar Rostock en vervolgens naar Wismar, waar Micron nog den moed heeft, begin Februari 1554, om met Menno Simons elf volle uren over de vleeschwording des Woords te redetwisten.
Uit Wismar door Luthersch fanatisme verjaagd, kwamen zij te Lubeck en disputeerden over den aard van het lichaam des Heeren na de opstanding en over Zijn zitten ter rechterhand Gods en nog eens te Hamburg, waar Micron, bij bittere koude en hongerend gebrek met Joachim Westphal redetwistte weder over deze brandende vragen van den dag. Eindelijk bood Norden (OostFriesland) rust en vrede, een oase in deze akelige woestijn van geloofshaat (L.
Knappert, Het ontstaan en de vestiging van het Protestantisme in de Nederlanden, Utrecht, 1924, bl. 298).In Norden valt het voornaamste gedeelte van zijn arbeid. Opnieuw disputeerde hij met Mennonieten, waarin hij een groote vaardigheid had verkregen. Helaas, einde 1557 werd hij krank. Drie maanden duurde de ziekte, doch hij herstelde. In 1559 brak echter de pest in Norden uit. Ook Micron’s vrouw werd aangetast.
Ijverig bezocht Micron de pestlijders, maar hij werd slachtoffer van zijn ijver. Op 12 September 1559 rukte de pest ook hem weg. Midden in den arbeid, in de kracht zijns levens, werd hij van zijn moeilijken post afgeroepen. Was hij langer blijven leven, hij ware een der eersten onder de reformatoren geworden.
Zijn werken waren behoudens de reeds genoemde: Claer Bewijs (1552); Korte Ondersoeckinge; Een kort Underricht vor den Eentfoldigen Christen (1554); Een waerachtige Historie van Hoste (gheseyt Jooris) van der Katelijne; Een waerachtig verhaal der t’ zamensprekinghe tusschen Menno Simons en Martinus Mikron van der Menschwerdinghe Jesu Christi.
Willen we Micron met een enkel woord karakteriseeren, dan kunnen wij hem een schoone vrucht van het Nederlandsche Gereformeerde leven noemen. Wil men weten, welk een innigheid, vastheid en klaarheid in deze strooming van Gereformeerd leven gevonden wordt, men bestudeere Martinus Micronius.