Met dezen naam wordt aangeduid een Katholieke, maar niet Roomsch-Katholieke kerkelijke gemeenschap onder de Polen en Litauers, die tot vóór den wereldoorlog onderdanen waren van het groote Russische rijk. Hun oorsprong danken zij aan de navolgende feiten.
In 1893 stichtte de priorin van een Clarissenklooster Maria Francisca Kozlowska onder de geestelijkheid een Congregatie om te komen tot propageering van den eeredienst van het Sacrament des altaars. De bedoeling zat daarbij voor om reformeerend op te treden ten opzichte van ambtsuitoefening en leven der Roomsch-Katholieke geestelijkheid.
Inderdaad wist zij er velen toe te brengen om een rein leven te leiden, van alle bezittingen afstand te doen en zich te houden aan den eersten regel van den heiligen Franciscus. De organisatie was een geheime.
De bedoeling was in stilte te leven naar het voorbeeld van het leven van Maria, de moeder des Heeren (Mariae vita; vandaar de naam: Mariavieten). Maar wat in de stilte werd begonnen kon niet verborgen blijven ; de leden van het verbond onderscheidden zich boven anderen door zuiverheid van leven en wandel en voorbeeldigen ijver, wat bij het volk de grootste vereering maar bij de niet-leden na-ijver opwekte.
De curie weigerde erkenning der congregatie ; ja, zij werd in September 1904 opgeheven. De leden legden zich bij dit besluit der curie neer.
Toen echter onderscheidene geestelijken zonder meer door den aartsbisschop van Warschau geschorst en afgezet werden, werd de congregatie in 1906 opnieuw opgericht onder D . Kowalski als geestelijk hoofd. De Poolsche bisschoppen excommuniceerden nu de Moravieten; een beroep op den paus baatte niet; in 1906volgde ook de officiëele pauselijke veroordeeling.De breuk met Rome was dus nu een feit geworden. De Mariavietische geestelijken begonnen zich nu kerkelijk te organiseeren. De Staat erkende de organisatie van 1906; maar het gebruik der kerken werd hun tegelijkertijd ontzegd. Nu braken tijden van verdrukking aan van de zijde van den Roomsch-Katholieken clerus; er vloeide zelfs bloed bij botsingen. In allerlei localen hield men dienst, totdat nieuwe kerken gebouwd zouden zijn. In 1907 kwam men, mede met leeken als afgevaardigden, in Synode samen; ontwierp een systeem van kerkregeering waarbij de leeken medezeggenschap ontvingen o.a. in de keuze der geestelijken; koos Kowalski als bisschop met Plozk tot zetel en voerde in de godsdienstoefening het gebruik der landstaal in. In 1909 kreeg men van de Russische regeering erkenning, ten behoeve van 63 gemeenten; in 1911 en ’12 gaven Doema en Czaar die voor de gansche kerk.
De Mariavieten ontwikkelden grooten ijver met name ook op het gebied van het sociale en practische leven; kinder- en volkshuizen, scholen, bibliotheken enz. werden opgericht. Zij hebben een ernstige levensopvatting die gunstig werkt op de bevolking te midden van welke zij leven en arbeiden; onthouding van alcohol en tabak wordt al meer bevorderd. De statistiek van vlak vóór den oorlog vermeldde ongeveer honderd kerken met over de 200.000 leden, drie bisschoppen en eenige tientallen geestelijken. Voorts vele huizen ten goede van den arbeid, scholen, spaarkassen, een sanatorium enz. enz. Enkele tijdschriften worden uitgegeven, op een eigene drukkerij gedrukt.
Eerst hield men, afgaande op Roomsch-Katholieke éénzijdige berichtgeving, deze Mariavieten voor een secte die zonderlinge ideeën in toepassing zocht te brengen. Maar sinds ze met de Oud-Katholieken in verbinding zijn getreden, heeft men helderder licht over hen ontvangen. Op het internationale Congres der Oud-Katholieken, September 1909 te Weenen gehouden, verscheen de Mariavietische bisschop met eenige geestelijken om aansluiting te zoeken, die na onderzoek hunner leer en practijk en historie, werd toegestaan. De wijding van Kowalski en later van nog twee geestelijken tot bisschop werd verkregen. In de zaken der leer staan de Mariavieten op het standpunt der Oud-Katholieken, maar in de beslissing over hunne eigene kerkelijke aangelegenheden zijn ze geheel zelfstandig.,De onthouding drijven ze ver door, op het gebied van alcohol, nicotine en vleesch. Zij dragen een grauwe monnikspij en sandalen.
Pogingen van den paus om hen terug te winnen voor de Roomsch-Katholieke kerk leden schipbreuk (vgl. Küry in Die Rel. in Gesch. u. Gegenw.).