Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Gepubliceerd op 08-01-2020

Mariafeesten

betekenis & definitie

(Maria onbevlekte ontvangenis ; Maria geboorte; Maria boodschap; Maria lichtmis; Maria hemelvaart; feest van den rozenkrans).

Met de vereering van Maria (zie art. Mariavereering) hing samen dat tot liturgische doeleinden de dichtkunst, in de homilie de welsprekendheid, tot kerkenbouw te harer eere de architectuur haar zocht te verheerlijken, terwijl in de Middeneeuwen de religieuze orden met elkaar wedijverden tot verrijking van den feestcyclus waarvan zij het middelpunt vormde. Het geschiedde in het Oosten en Westen. Leerontwikkeling en cultus stonden daarbij in wisselwerking en oefenden onderling op elkaar invloed uit. in de rij Mariafeesten is een oudere en een nieuwere reeks; daarmee samenhangend dat Maria geëerd werd als Moeder Gods, in zooverre zij dus in rechtstreeksche verhouding stond tot den Verlosser; dat is de oorspronkelijke vereering der Heilige Maagd. Maar hierbij sloot zich allengs meer en meer aan de vereering die aan Maria ten deel viel in zooverre zij werd geacht in betrekking te staan tot de menschen, tot de verlosten, wier „moeder” zij evenzeer is als de moeder van Jezus. In de eerste rij wordt zij gevierd in zoover zij deelneemt aan het verlossingswerk van den Zaligmaker ; in de tweede rij inzoover zij deelneemt aan de toepassing van dat werk; als bemiddelaresse van de genade aan de menschen.

Beide betrekkingen liggen opgesloten in de benaming: „tweede Eva”; gelijk Christus tweede Adam is, zoo is Maria „tweede Eva, geestelijke moeder van het verloste geslacht, door welker gehoorzaamheid de ongehoorzaamheid van Eva weer is goedgemaakt [verzoend]” (Wetzer u. Wette, Kirchenlexicon, art. Marienfeste, kol. 802) en die als „moeder” dien verlosten steeds tot voorspreekster is en tot beschermvrouwe. Voorts was van oudsher de Zaterdag de Mariadag, de Meimaand eerste en October tweede Mariamaand. Wat er alzoo ter eere van Maria in de kerken en door de geloovigen geschieden moet is cultisch en liturgisch vastgesteld.

1. Het feest van Maria’s onbevlekte ontvangenis (immaculata conceptio B(eatae) M(ariae) V(irginis). Na de eerste viering van dit feest (Lyon, 1140) werd het, met name door de Dominicanen, nog fel bestreden; het is evenwel ingeburgerd en door latere pausen als feest tot al hooger rang verheven; eindelijk door Leo XIII in 1879 tot den hoogsten rang. Als geloofsartikel van de Roomsche kerk is de Onbevlekte Ontvangenis afgekondigd door Paus Pius IX in 1854. Het luidt aldus: „Wij verklaren dat de allerheiligste Maagd Maria van het eerste oogenblik harer ontvangenis, door een bijzondere genade en voorrecht van den almachtigen God, ziende op de verdiensten van Jezus Christus, den Verlosser der menschheid, van alle smet der zonde is vrij bewaard”. In verband met den datum van het feest van Maria’s geboorte (8 September) wordt het feest der onbevlekte ontvangenis door de Roomsche kerk op den 8en December gevierd. Het streven om Maria al grooter glorie toe te kennen heeft er toe geleid tot de meening dat Maria eenvoudig onbevlekt ontvangen moet zijn te geraken ; welke meening dan eerst dogmatisch is gefixeerd in de negentiende eeuw, maar tot de viering van dit feest der onbevlekte ontvangenis reeds betrekkelijk vroegtijdig heeft geleid, in het Oosten zelfs reeds sinds de zevende eeuw. De redeneering in den trant van gevolgtrekking wordt dan bijv. in dezer voege opgesteld: „Gelijk er in de geschiedenis van onzen val drie personen ten tooneele verschijnen, Adam, Eva en de gevallen Engel (treden er) eveneens drie personen (op) bij onze verlossing: Jezus Christus, de tweede Adam, Maria, de tweede Eva en de Aartsengel Gabriël. De tweede Adam stond oneindig hooger dan de eerste, Gabriël was meerder dan de gevallen engel, wij mogen dus verwachten dat Maria overeenkomstig verheven zal zijn boven Eva. Maar indien zij in erfzonde geschapen was, zou zij, in plaats van meer, minder zijn dan Eva, die onbevlekt werd geschapen. Wij kunnen ons niet voorstellen dat de moeder van Kaïn in haar scheppingsmorgen vlekkeloozer was dan de moeder van Jezus. Het zou den God van oneindige zuiverheid onwaardig zijn geweest geboren te worden uit een vrouw, die, ook slechts voor een enkel oogenblik, onder de heerschappij van Satan geweest was” (Kardinaa Gibbons, Het geloof onzer vaderen, bewerkt door Pastoor Blaisse, 4e uitg., 1920, blz. 206).
2. Maria-geboorte. Dat ook dit feest een feest der Roomsche kerk zou worden was te verwachten, daar naast ’t feest van Jezus’ geboorte reeds ’t feest van de geboorte van zijn voorlooper vroegtijdig voorkwam; Augustinus maakt er reeds melding van. Maar ’t feest van Maria’s geboorte, schoon reeds bekend uit de zevende eeuw, wordt toch niet voor de elfde vrij algemeen gevierd. En de drie geboortefeesten zijn dan aldus onderscheiden: Johannes de morgenster, Maria de dageraad, Jezus Christus de opgang der zon. Overigens moet Rome natuurlijk erkennen dat in de Heilige Schrift van de omstandigheden die Maria’s geboorte kenmerkten zelfs met geen enkel woord wordt gewag gemaakt.
3. Mariaboodschap (Annuntiatio B. M. V.). Als feest der vleeschwording naar heur eerste begin gerekend, geniet dit feest met ’t oog op den Verlosser-zelven, en als feest der aankondiging van haar aanstaand moederschap vindt het met ’t oog op Maria als Moeder Gods, in de Roomsche kerk de hoogste achting. De eerste berichten omtrent dit feest dateeren uit de vijfde eeuw. De boodschap van den Engel aan Maria dat zij haar zoon, tevens Gods Zoon, zou baren, worct gesteld op 25 Maart. Het feest wordt gevierd op 25 Maart, tenzij deze datum in de week vóór Paschen of in de Paaschweek zelve valt. Overigens wordt de vleeschwording, die de inhoud van deze Engelenboodschap was, in de Roomsche kerk het geheele jaar door, ook met liturgische handelingen, herdacht.
4. Maria-lichtmis (reiniging); zie het art. Lichtmis.
5. Maria-hemelvaart. Dit feest is onder de Maria-feesten het hoofdfeest; het is van zeer ouden datum; het wordt gevierd den 15en Augustus ; de feestdag is een feestdag van verplichting (zoodat de viering gelijk staat met die van den Zondag). Noch omtrent Maria’s dood, noch omtrent haar verheerlijking daarna, vermeldt de Heilige Schrift ons iets. Wat in de Schrift wordt gemist, moet de traditie vergoeden. En een oude traditie zegt dat toen Maria’s einde naderde „de Apostelen uit alle landen, waar zij het Evangelie verkondigden, saamgekomen zijn en ook Jezus daarbij gekomen was en hij haar geest tot zich genomen had; haar heilig lichaam was begraven in Gethsemane onder gezang van Engelen en van de apostelen; toen echter na drie dagen het graf weer geopend werd, was het heilige lichaam niet meer daarin aanwezig; alleen de doeken, die een onbeschrijfelijk-lieflijken geur verspreidden; de Apostelen hadden toen het graf wederom verzegeld en, verbaasd over dit groote wonder, alleen dit hebben gedacht dat de Heere het heilige lichaam van Maria vóór de algemeene Opstanding met de onsterfelijkheid vereerend begiftigd en door Engelen in den hemel heeft laten brengen”. De lichamelijke opneming van het lichaam van Maria in den hemel is volgens Benedictus XIV weliswaar geen geloofsartikel (prof. Bavinck zegt: het zal het wel worden; dit is slechts een kwestie van tijd, Gereformeerde Dogmatiek III 300), maar wel „een vrome en de waarschijnlijkheid vóór zich hebbende meening” (pia et probabilis opinio), „van welke af te wijken niet slechts goddeloos en lasterlijk [eerroovendj, maar ook dwaas en onredelijk is”. Het is volgens het Roomsche gevoel eenvoudig passend dat de zoo hoog verheven Maagd en Moeder Gods lichamelijk ten hemel gevaren moet zijn. Zij staat te na aan haren Zoon om in het stuk der hemelvaart al te zeer van Hem te verschillen. Dat verschil zou te groot zijn indien Christus wel, zijn Moeder niet ten hemel opgenomen was. Het verschil dat blijft drukt Rome in dezer voege uit dat het bij Christus een Ascensio (opvaren), bij Maria een Assumtio (opneming) is geweest (ofschoon van Christus in de Schrift beide getuigd wordt dat Hij èn opgevaren èn ook opgenomen is, Luc. 24 : 51; Hand. 1 : 9, 10,11; 1 Tim. 3: 16); dat Christus door zijn eigen kracht ten hemel voer, Maria door een bijzondere genade Gods met lichaam en ziel in den hemel opgenomen is.
6. Het rozenkrans-feest (Soiemnitas S.s. Rosarii B. M. V.); gevierd op den eersten Zondag van October. Het is te danken aan de glorierijke overwinning 7 October 1571, onder aanroeping van Maria’s naam, in beslissenden slag, bij Lepanto op de Turken behaald, juist op den dag op welken de „broeders van de Orde van den Rozenkrans” hun gebeden voor de zegepraal tot de Heilige Maagd opzonden. Eerst werd het in engeren kring gevierd; in 1716 werd de viering tot de geheele Roomsche Christenheid uitgebreid.

Voorts bestaan er nog verschillende andere feesten ter eere van Maria, onder welke bijv. bekend is het feest der zeven smarten; het Stabat Mater dolorosa van Jacopone Da Todi, ✝ 1306, is gemeengoed der Christenheid geworden.

< >