Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Gepubliceerd op 08-01-2020

Manie, melancholie

betekenis & definitie

Deze beide stoornissen in het gemoedsleven behooren bij elkaar, wisselen elkaar dikwijls af, worden gerekend tot één bepaalde vorm van zielsziekte, de manisch-depressieve psychose. Zeer dikwijls komt deze zielsziekte in meerdere of mindere mate erfelijk voor in bepaalde families.

De voornaamste verschijnselen van manie zijn: een opgewonden, al te vroolijke stemming (waarbij ook drift- en huilbuien kunnen voorkomen) ; een losser worden van den samenhang der gedachten, die ten slotte leidt tot verwardheid ; een bewegingsdrang, die aan de patiënten dag noch nacht rust gunt en hen kan brengen tot allerlei verkeerde daden. In een lichten graad merken we bij zulke personen niets anders, dan dat ze vroolijker, vlugger, spraakzamer en optimistischer zijn dan gewoonlijk.

Juist het tegenbeeld biedt een melancholische patiënt; zoo iemand is zeer droevig (melancholisch, gedeprimeerd), soms angstig; is meestal in alles even traag; kan zijn gewone werk niet doen; blijft te bed liggen of loopt radeloos heen en weer. Zegt weinig of jammert over zijn ongelukkigen toestand. Meent voor eeuwig verloren te zijn, zeer slecht te zijn, doet zichzelf allerlei ongegronde of overdreven verwijten. Heeft neiging tot zelfmoord om op die manier een eind aan dat lijden te maken. In lichte gevallen is zoo iemand alleen wat tobberig, kan niet zoo goed voort als anders, ziet overal bezwaren, is pessimistisch.

In het leven van tal van menschen komen zulke perioden voor, die dikwijls zonder eenige uitwendige oorzaak optreden en van zelf voorbijgaan. In lichte gevallen kunnen zulke gemoedszieken thuis verpleegd worden; zware gevallen behooren in een kliniek of in een gesticht.

Vooral voor predikanten is het noodig deze toestanden te kennen, wegens de eigenaardige veranderingen van het geloofsleven, die er mee gepaard gaan. Meestal wordt dan niet gedacht aan een kranke van geest, vooral in lichte gevallen. In een melancholie is iemand zeer bekommerd over zijn zonde, en meent, dat deze te groot zijn om vergeven te worden; zoo iemand heeft zwaren zielestrijd, en dikwijls ook sterke aanvechtingen van den duivel, die hem tot zelfmoord drijft. Verkeert iemand echter in een toestand van lichte manie (en die volgt dikwijls op een melancholie) dan kan zoo iemand psalmen zingen in den nacht; zegt, dat ’t hem nog nooit zoo ruim om ’t hart is geweest.

Wanneer men nu zulke personen gadeslaat en ziet, dat hun geheele gemoeds- en geestesleven een teveel aanwijst (hetzij in positieven of in negatieven zin), dan moet men denken aan een gemoedsziekte: het berouw van een melancholische patiënt leidt zelden tot waarachtige bekeering, zooals de tijd dan leert; is zulk een melancholische patiënt vóór dien tijd een oprecht geloovige, dan bewijst de zondewaan, die zoo iemand uit, volstrekt niet, dat zijn geloof valsch was (zooals hij beweert) of dat er een afval der heiligen bestaat.

Er zijn personen bij wie zulke slingeringen van het gemoeds-, en daarmee van het geloofsleven, hun geheele leven voortduren.

Dat deze ziektetoestanden herkend worden bij een melancholische patiënt is zeer noodzakelijk wegens de bestaande neiging tot zelfmoord. Zulke lijders of lijderessen kan men thuis haast niet streng genoeg bewaken, en daarom behooren ze in een inrichting verpleegd te worden. Vooral in Christelijke kringen is het meermalen voorgekomen, dat zulke personen zelfmoord hebben kunnen plegen, omdat de omgeving niet dacht of niet wilde gelooven aan een geestesziekte en meende, dat men alleen te doen had met worstelingen van een bekommerde ziel en aanvechtingen van den duivel.

< >