Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Gepubliceerd op 08-01-2020

Makkabeeën

betekenis & definitie

worden genoemd de aanvoerders, en in ruimeren zin ook de aanhangers, van de Joodsche vrijheidsbeweging, welke tegen de staatkundige en vooral de religieuze onderdrukking van den Syrischen koning Antiochus IV Epiphanes (175—164 voor Chr.) in verzet kwam. De naam is te danken aan den bijnaam, dien de voornaamste van deze aanvoerders, Judas, droeg: o Maxxaflaïos, de Makkabeeën Naar alle waarschijnlijkheid hangt deze bijnaam weer samen met het Hebreeuwsche maqqabah = hamer, en wordt daarmee uitdrukking gegeven aan Judas’ slagvaardigheid in den strijd.

Het optreden der Makkabeeën neemt een aanvang met de ontplooiing van de vaan van den opstand door den priester Mattathias in Modein. Deze weigerde gehoor te geven aan het bevel van Antiochus om offers te brengen aan de afgoden, en sloeg een Jood die het doen wilde dood, alsmede den koninklijken bode die gekomen was om die offers af te dwingen. Daarop trok hij met zijn vijf zonen Johannes, Simon, Judas, Eleazar en Jonathan het geheele land door om overal de heidensche altaren te vernielen, de afvallige Joden te dooden en tot openlijk verzet tegen de heidensche onderdrukkers aan te sporen. Mattathias stierf echter spoedig en liet de taak om den opstand te organiseeren aan zijn zonen over. Het was vooral Judas, door zijn vader daartoe aangewezen, die nu als aanvoerder in den strijd op den voorgrond trad. Hij versloeg verschillende Syrische legers, onder Apollonius, Seron, Gorgias en Lysias, nam Jeruzalem weder in bezit, herstelde en reinigde den tempel, en wijdde dien in December 165 voor Chr. opnieuw aan des Heeren dienst.

Toen echter na Antiochus’ dood Lysias zich onder de regeering van den jongen Antiochus V van de feitelijke macht in Syrië had weten meester te maken en een nieuwen veldtocht tegen de Joden ondernam, keerde de kans: bij Beth-Sacharja werd het leger van Judas verslagen, en zijn broeder Eleazar vond in den strijd den heldendood. Door tegenstand in Syrië zelf zag Lysias zich echter genoopt de onderwerping der Joden te aanvaarden op voorwaarde van vrijheid van godsdienst. Al waren ze dus in den strijd ongelukkig geweest, ze hadden toch datgene verworven waarvoor ze den strijd waren begonnen. Toen evenwel, na de vermoording van Lysias en Antiochus V, een neef van Antiochus IV, Demetrius, koning over Syrië geworden was, trad er weder een verandering in. Judas en de zijnen vertrouwden den toestand niet, en, naar spoedig bleek, niet ten onrechte. Daarom begon het verzet weer op te leven, en Demetrius zond nu den veldheer Nicanor met een groot leger om hieraan terstond en voorgoed een einde te maken.

Daartoe trachtte deze op listige wijze Judas in handen te krijgen, hetgeen evenwel mislukte, en in twee veldslagen werd Nicanor verslagen; in den tweeden, den beroemden slag bij Adasa, 13 Adar 161 voor Chr., verloor hij zelfs het leven. Ter herinnering daaraan vierden de Joden dien dag als een feestdag, den z.g. Nicanor-dag. Nu was Judas opnieuw meester van den toestand. Het gelukte hem bovendien een verdrag van vriendschap met de Romeinen te sluiten. Toch kon dit niet verhinderen dat Demetrius wederom een leger zond, onder Bacchides, en, slechts een paar maanden na de schitterende overwinning op Nicanor, leed Judas een verpletterende nederlaag, en vond zelf in den strijd den dood.

Nu trad Jonathan, zijn broeder, in zijn plaats. Aanvankelijk was de toestand vrijwel hopeloos. De oudste broeder, Johannes, die de have in Oost-Jordaanland in veiligheid brengen zou, werd door een rooversstam aldaar overvallen en vond den dood. Jonathan en Simon namen hierop bloedig wraak, maar werden op hun terugtocht door Bacchides opgewacht en wisten slechts ternauwernood te ontkomen. Bacchides legde overal Syrische bezettingen en nam een aantal zonen van aanzienlijke Joden als gijzelaars, die hij in den burcht van Jeruzalem opgesloten hield. Meenende nu van de volledige onderwerping der Joden verzekerd te mogen zijn, keerde hij spoedig daarna naar Syrië terug.

Langzamerhand begon toen echter de partij der Makkabeeën weer aan invloed en macht te winnen; en toen in 153 voor Chr. voor Syrië een periode van twisten om den troon begon, trachtten de verschillende kroonpretendenten elk voor zich door gunstige voorwaarden aan de Makkabeeën aan te bieden de Joden te winnen. Zoo gelukte het Jonathan weer vasten voet in Jeruzalem te verkrijgen, gevolgd door zijne benoeming tot hoogepriester en zijne formeele erkenning als hoofd van het Joodsche volk. In deze positie wist hij zich te handhaven, tot hij op arglistige wijze door Trypho, die als voogd van den minderjarigen koning Antiochus VI optrad, in den val werd gelokt, en als gevangene in diens handen geraakte, om eenigen tijd daarna te worden vermoord.

Hiermee kwam de beurt aan Simon om als leider der Makkabeeën op te treden. De trouweloosheid van Trypho jegens zijn broeder deed hem aansluiting zoeken bij diens tegenstander Demetrius II, echter niet zonder van dezen de volledige bevrijding van schatplichtigheid aan Syrië te verkrijgen. Het gelukte hem metterdaad zich los te rukken van de macht van Trypho, en zoowel de vesting Gazara als den burcht van Jeruzalem te nemen. Hierop volgde zijn verheffing door het Joodsche volk tot erfelijk hoogepriester en vorst in September 141 voor Chr., waarmee de dynastie der Hasmoneeën een aanvang neemt. Soms gebruikt men ook voor deze dynastie wel den naam Makkabeeën; maar het is beter de eigenlijke dynastie, die met Simon begint, de Hasmoneesche te noemen. Zie daarover verder het art. Hasmoneeën.

Deze geschiedenis der Makkabeeën wordt beschreven in de Apocriefe boeken der Makkabeeën.

Het eerste boek der Makkabeeën begint, na een korte inleiding over Aiexander den Groote en de verdeeling van diens rijk, bij Antiochus Epiphanes, en eindigt met den dood van Simon. De onbekende auteur, die in het Hebreeuwsch of Arameesch schreef, waarvan wij alleen de Grieksche vertaling bezitten, moet zijn werk omstreeks het jaar 113 voor Chr., een menschenleeftijd na de gebeurtenissen hebben tot stand gebracht en heeft daarbij ongetwijfeld gebruik kunnen maken van aanteekeningen "die uit den tijd der beschreven gebeurtenissen zelf afkomstig zijn. Wij hebben hierin dus te doen met een historische bron van groote waarde, een geloofwaardig getuigenis aangaande een zoo belangrijke periode uit de geschiedenis van het Joodsche volk.

Het tweede boek der Makkabeeën is geen zelfstandig historisch werk, maar slechts een uittreksel uit een veel uitvoeriger geschiedwerk, van een zekeren Jason van Cyrene afkomstig, die eveneens hoogstens een paar tientallen van jaren na den Makkabeeën-tijd kan hebben geleefd. Het uittreksel is echter waarschijnlijk eerst vrij wat later vervaardigd, en wel in de eerste eeuw voor Chr. De inhoud geeft goeddeels hetzelfde als het eerste boek; alleen eindigt het tweede boek veel vroeger, en wel met het sneuvelen van Nicanor.

Behalve deze twee boeken der Makkabeeën, welke tot de zoogenaamde Apocriefen behooren, kennen wij nog een derde en een vierde boek der Makkabeeën, welke evenwel van veel geringer waarde zijn. Het derde boek bevat een fantastische beschrijving van een wonderbare redding der Egyptische Joden onder Ptolemaeus IV Philopator; en het vierde is een filosofische rede, die vermoedelijk uit de eerste eeuw na Christus dagteekent.

< >