Uit Italië en meer bepaald uit Toscane kwamen in het jaar 1852 bijna dagelijks berichten van ernstige aanranding der individueele godsdienstvrijheid. In het laatst van November was aldaar de doodstraf hersteld voor misdaden tegen den godsdienst van den Staat, en zoo werden zij die den Bijbel onderzochten en anderen tot dat onderzoek opwekten, met wereldlijke straffen achtervolgd.
Een paar echtelieden, wier namen spoedig in heel Europa waren bekend geworden, Francesco en Rosa Madiai, had men daarom in de gevangenis geworpen en als misdadigers van de ergste soort behandeld. Dit veroorzaakte destijds onnoemlijk veel beweging.
Uit verschillende landen werden deputaties gezonden om de gevangenen te bezoeken en zoo mogelijk hun invrijheidstelling te bewerken. Ook uit ons land werd daaraan deelgenomen.
Nog vóór het einde van 1852 reisde namens de Evangelische Alliantie Jhr Mr P. J.
Elout van Soeterwoude, in gezelschap van acht gedeputeerden uit andere landen, naar Florence. Hoewel de pogingen tot bevrijding langen tijd ijdel waren, werd hun ten laatste toegestaan, over de grenzen te trekken.
Men zie: Stukken betreffende de wreede vervolging en veroordeeling tot jarenlange gevangenis met dwangarbeid van Francesco en Rosa Madiaï, te Florence in Italië, wegens het omhelzen der Protestantsche godsdienst en gemeenschappelijk Bijbellezen; alsmede betreffende de pogingen die door Protestantsche Christenen uit alle deden van Europa bij den Groot-Hertog van Toscane, tot hunne invrijheidstelling reeds zijn en nog worden aangewend. Verzameld door T.
M.
Looman.
Amsterdam, H. Höveker, 1852.
Ook: A. vanToorenenbergen, Het proces der Madiaï’s, 1853.