Insectenlarven, die geen pooten en geen harden kop hebben, noemt men maden. Zij komen voor bij de orden der vliesvleugeligen (hymenoptera) en der tweevleugeligen (diptera).
Uit de eieren dezer dieren ontstaan maden. Men vindt ze dus bij mieren, bijen, wespen, sluipwespen, galwespen, muggen, vliegen, horzels, dazen, vlooien.
Maden gelijken wel wat op kleine wormen; daarom worden sommige dieren, die tot de hoofdgroep der wormen (vermes) behooren, ook wel met den naam van maden aangeduid. Dit is bij voorbeeld het geval met de tot de draad- of spoelwormen (nematodes) behoorende, van 5 tot 10 millimeter lange aarsmade (oxyurus vermicularis), die dikwijls bij duizenden in den endeldarm van kinderen gevonden wordt.
In den Bijbel komt het woord made gewoonlijk in vereeniging met het woord worm voor; zoo noemt Bildad den mensch een made en een worm (Job 25 : 6), en zoo wordt van den koning van Babel geprofeteerd, dat maden onder hem gestrooid zullen worden en dat wormen hem zullen bedekken (Jes. 14 : 11).Er is bijna geen stof te bedenken, of er kunnen maden in leven. De maden van mieren, bijen en wespen worden in de nesten dezer dieren gevoed. Die van de Kleinbuik (microgaster glomeratus), een sluipwesp, leven in de rupsen van de koolwitjes. De larven der galwespen, b.v. van de Eikenbladgalwesp (cynips quercus folii) ontwikkelen zich in de galappels der eiken. De larven der steekmuggen, b.v. van de Gewone steekmug (culex pipiens) en van de Malariamug (anopheles maculipennis) leven in stilstaande wateren; die der Langpootmug (tipula oleracea), emelts genaamd, in bouw- en weiland en voeden zich met wortels van planten. De maden der Slijkvlieg (eristalis tenax), bekend onder den naam van rattestaarten, huizen in modderpoelen, mesthoopen en slooten.
Van de echte vliegen, b.v. van de Kamervlieg (musea domestica), Bromvlieg (musea erythrocephala), Steekvlieg (stomoxis calcitrans), Goudvlieg (lucilia caesar) leven de maden in mest, vleesch, uitwerpselen, open wonden en allerlei rottende stoffen. De maden der horzels bewonen het lichaam van zoogdieren, die der dazen leven in den grond en die der vlooien verschuilen zich buiten de huizen in het zand, in vogelnesten, en binnen de woningen in reten en hoeken, waar organische afvalstoffen liggen.