Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Gepubliceerd op 08-01-2020

Kommandostaven

betekenis & definitie

zijn staven, welke uit rendiergewei zijn vervaardigd en welke o.m. gevonden werden in de grot La Madeleine bij Eyzies, in het gebied van de Dordogne in ZuidFrankrijk (in cultuurlagen, die behooren tot het z.g. Magdaleniën, zie aldaar).

Deze staven zijn dikwijls fraai versierd met kunstig graveerwerk; de meest opvallende eigenschap is evenwel een rond gat. Men heeft ze wel „kommandostaven” genoemd in de gedachte, dat ze gedragen werden als teeken van waardigheid (volgens Eduard Lartet). Anderen hebben deze staven beschouwd als knotsen, jachttrofeeën of tentstangen. Weer anderen meenden deze voorwerpen te moeten verklaren als deelen van een hoofdstel, om de paarden te mennen. Sommigen hebben er op gewezen, dat ook de Eskimo’s stokken hebben met gaten erin, waardoor de speren of pijlen getrokken werden, teneinde deze recht te krijgen. Evenwel is de opening bij de stokken der Eskimo’s en bij de kommandostaven is het gat G.

Aangezien al die verklaringen niet voldeden,' heeft Karl Beth (in zijn boek: Religion und Magie bei den Naturvölkern) deze staven vergeleken met de tjoeroenga’s der Australiërs. Tjoeroenga’s zijn lange, smalle, houten plankjes, in den vorm van een laurierblad, die aan een draad boven het hoofd worden rondgezwaaid bij groote godsdienstige plechtigheden, vooral bij de inwijdingen der knapen. Deze tjoeroenga’s zijn het symbool van een algemeene kracht (te vergelijken met mana, zie aldaar). Zoo meent dan ook Beth, dat de staven, die in de Madeleine-grot gevonden zijn, moeten opgevat worden als voorwerpen, die de menschen deden denken aan hoogere krachten. Daarom spreekt hij liever van schouwstaven (een naam, te vergelijken met schouwdraden, Numeri 15 : 39). De opvatting, dat deze schouwstaven dus wijzen op het besef van iets hoogers, iets bovennatuurlijks, wordt door andere geleerden gedeeld (b.v. Hornes, Rutot).

Zoo wijzen dan de „kommandostaven” of schouwstaven er op, dat de prehistorische mensch de voorstelling had van hoogere dingen. Deze gedachte: de religie is aanwijsbaar in de prehistorie, is zeer uitvoerig behandeld door Th. Mainage, Les religions de la Prehistoire. L’age paleolitique.

< >