Heeft ten doel, om in het moederland hun, die in de koloniën een min of meer leidende positie innemen zullen, kennis bij te brengen, niet maar van het land, doch in het bijzonder van het volk. Het verschil van ras, religie, gewoonten, gebruiken, levensbeschouwing en levenspractijk, en ook van ontwikkeling en beschaving, heeft al te veel geleid tot misverstand en tot bederf der onderlinge verhoudingen in de koloniën.
En gemis aan echte kennis van het volk en daardoor aan liefderijk begrijpen van zijn manieren, gedragingen en handelingen, verleidde de blanken al te gemakkelijk tot dat hoovaardig en soms bruut optreden tegen de Inlanders, dat op den duur zich wreekt en wreken moet. Daarom is het uitnemend, dat in het vaderland er vooraf studie gemaakt wordt van de volken der koloniën, niet maar van hun uiterlijke verschijning en van hun publieke saamleving, doch vooral ook van hun geestelijk leven, dat immers de wezenlijke kern is van al wat naar buiten openbaar wordt.
Dat de zendelingen hiervoor veel belangrijk materiaal hebben geleverd en steeds nog aanbrengen, wordt algemeen dankbaar erkend.Tot een zuiver wetenschappelijke voorlichting mag de koloniale volkenkunde zich niet beperken ; zij heeft veeleer haar wetenschap in dienst van de practijk te stellen, om te beter op te voeden voor het vervullen van de taak in de koloniën. In dien geest wordt dan ook college gegeven door Prof. Dr J. C. van Eerde, hoogleeraar en directeur van de Afdeeling Volkenkunde van het Koloniaal Instituut te Amsterdam (een instelling ongeveer overeenkomende met het Imperial Institute te Londen, het Institut Colonial te Parijs en het Kongo-Museum bij Brussel).
Gelijk blijkt uit zijn zeer lezenswaardige boek Koloniale Volkenkunde, Eerste stuk: Omgang met Inlanders (4e druk, 1926), waarin hij bedoelt:
1°. het belang te doen uitkomen van een behoorlijken omgang met de Inlanders;
2°. een indruk te geven van hun ondervinding bij de aanraking met vreemde beschavingselementen ;
3°. na te gaan, welke inzichten de regeeringter zake heeft; en
4°. te wijzen op het nut van de beoefening der Volkenkunde voor het leeren waardeeren van den Inlandschen medemensch.
Dat het Christelijk beginsel voor deze wetenschap heel veel te beteekenen heeft, spreekt van en voor zich zelf; ook dat de aanstaande zendelingen aan de beoefening dezer wetenschap zeer veel hebben kunnen voor hun werk onder de Inlanders.
De overplaatsing van de Nederlandsche Zendingsschool naar Oegstgeest geschiedde zeker niet ’t minst met het doel, om haar kweekelingen te doen profiteeren van de aan de Leidsche Uni versiteit in dit en andere voor hen noodige en nuttige vakken der Indologische wetenschap gegeven colleges.