Het kluchtspel, in den regel „klucht” genoemd, is een klein tooneelstuk, van uitsluitend komiek karakter. Men heeft wel gemeend, dat de klucht een deel is geweest van een grooter tooneelspel, een komiek slot b.v. (zulks op grond van de verwantschap van het woord met: klieven), maar tegenwoordig wordt algemeen aangenomen, dat de klucht een op zichzelf staand, klein stuk is geweest, al dan niet afzonderlijk vertoond.
Naar den aard van het komieke is de klucht uitsluitend op het lacheffect berekend, laag bij den grond en doorgaans dwaas. Reeds bij de Romeinen komt de klucht voor (de z.g.
Mimus) als ruwe en dikwijls obscene volksvertooning, veelal met grove toespelingen op menschen en toestanden. Alszoodanig vinden we haar ook in onze eigen letterkunde veelvuldig in de Middeleeuwen („clute”, „sotternie”, „esbattement”).
Ze geeft dan korte tooneeltjes uit het volksleven weer, meestal met weinig handeling maar des te meer gepeperde redewisseling, steeds met vrijwel dezelfde stol en altijd ruw en grof. Later, in de 17e eeuw, heeft zich uit de klucht het blijspel ontwikkeld, maar tot in de 18e eeuw toe vinden we hier en daar de klucht in haar oude gedaante terug.
Literair is ze zonder beteekenis: hoogsten kan ze ons het volk, de volksgeestigheid en volkssmaak doen kennen.