In het Oude Testament is er sprake van inwijding van gewone huizen (Deut. 20 : 5); van Davids paleis (Ps. 30 : 1) ; van de muren van Jeruzalem (Neh. 12:27); en in bijzonderen zin van het altaar in den tabernakel (Num. 7 : 10 v.v.); van den eersten tempel met zijn altaar door Salomo gebouwd (1 Kon. 8 : 63b): „Alzoo hebben zij het huis des Heeren ingewijd, de koning en al de kinderen Israëls”, (zie 2 Kron. 5—7); en ook van den tweeden tempel (Ezra 6 : 7). De inwijding van den tempel ging met offeranden gepaard, welke de godvruchtige afzondering tot en de dankbare toewijding aan den dienst des Heeren uitdrukten.
Deze Oudtestamentische inwijding van het heiligdom is door de Roomsche kerk overgenomen en wordt door haar bij de ingebruikneming van nieuwe kerkgebouwen toegepast. Kerkwijding is dus het inwijden Van een kerkgebouw, waarbij het dan tevens den naam ontvangt van den heilige aan wien het gewijd is.