of Kehath, de tweede zoon van Levi, in Kanaän geboren (Gen. 46 : 11), grootvader van Aäron en Mozes (1 Kron. 6 : 2). Zijne nakomelingen maakten een van de drie afdeelingen uit der Levieten, wier aantal aan den Sinaï op 2750 man tusschen 30 en 50 jaren (Num. 4 : 35), en in het geheel op 8600 berekend wordt (3 : 28).
Zij bekwamen met uitzondering van Aäron en diens zonen (4 : 4, 15), den last om de vaten des heiligdoms op den weg door de woestijn op de schouders te dragen (vgl. 7 : 9). Een zijner kleinzonen was Korach (16 :1).
Het geslacht der Kahathieten verdeelde zich in vier takken. Arnram, waartoe Mozes en Aäron behoorden.
Jizhar van wien de Korachieten afstamden (Num. 16 : 1). Hebron en Uziël (Ex. 6 : 18, 20; Num. 3 : 19; 1 Kron. 5 : 28; 6 : 3; 23 : 12; 26 : 23).
De Kahathieten verkregen bij de verdeeling des lands 23 steden, n.m. 13 voor de priesters en 10 voor de Kahathietische Levieten, terwijl de Gersonieten 13, de Merarieten 12 steden ontvingen (Joz. 21 : 4). [ 24.Kahnis (Karl Friedrich August), Luthersch theoloog, geboren 22 December 1814 te Qreiz, studeerde te Halle onder Tholuck. In 1844 buitengewoon hoogleeraar te Breslau. Daar sloot hij zich aan bij de „Onafhankelijke Luthersche kerk”, welke in 1845 door den koning erkend werd. In 1850 werd hij gewoon hoogleeraar te Leipzig. Hij stierf in 1888. Van zijn geschriften noemen wij : Lehre vom Abendmahl, 1851; Der intiere Gang des deutschen Protestantismus, 1854; Die luthertsche Dogmatik, 1861—1868, 3 dln; Christentum und Luthertum, 1871 ; Geschichte der deutschen Reformation, 1,1872; Der Gang der Kirche in Lebensbildern, 1881.