Omstreeks het jaar 1065 stichtte een rijke koopman Maurus in Jeruzalem een hospitaal, dat van een broederschap uitging, welke een ridder tot meester had. Zulk een hospitaal was daar zeer noodig.
Na de verovering der stad in 1099 werd het hospitaal voornamelijk door de kruisvaarders zeer uitgebreid. De toenmalige meester Gerhard bouwde een nieuw huis bij de kerk van Johannes den Dooper.
Vandaar hun naam fratres hospitales S. Johannis.
Een regel verkreeg deze stichting door Raymond du Puy, die in 1121 meester werd. Sinds dien tijd waren de Johannieters monniken, die zich aan den dienst der barmhartigheid wijdden (verplegen van kranken, bescherming van pelgrims).
De rijkdom, welken de orde weldra bezat, stelde haar in staat om haar doel met energie na te streven. Honderd jaren na de stichting werden in Jeruzalem in het hospitaal der orde meer dan 2000 kranken verpleegd.
Er waren vier geleerde artsen bij de orde aangesteld. Door zeer omvangrijke bepalingen werd alles, wat op kleeding en voedsel betrekking had, vastgesteld.
Elk jaar werden bovendien rijke gaven onder de armen verdeeld. Kleederen werden verdeeld, bevrijde gevangenen ontvingen geld, om naar hun vaderland terug te keeren.
Mannen en vrouwen werden geholpen, om een huwelijk te kunnen aangaan.De echt Cluniacensische verbinding van wapendienst en godsdienst, die van meet af in acht genomen werd, vooral met het oog op bescherming van de pelgrims veroorzaakte, dat al spoedig een splitsing in de orde kwam. De ridders, die het zwaard droegen, werden voornamelijk voor de bescherming der Christenen bestemd. Zij waren van het verplegen der armen vrijgesteld. Dat werd aan anderen overgelaten. De Johannieters waren eerst overwegend en daarna uitsluitend een ridderorde, bij welke gezien werd op militaire dapperheid en adellijke afkomst. De ridders hadden een eigen kleederdracht. Het ordeteeken was een wit kruis op een rood veld, het Johannieterkruis werd door allen, ook door niet-ridders gedragen.
De orde werd al rijker. Ze bezat in het begin ongeveer 252 millioen Mark, dat bezit werd nog steeds grooter. Na den val van Jeruzalem door Saladijn (1087) vestigde de orde zich te Acco en vervolgens te Ptolemaïs. Na den val van Ptolemaïs trok de orde zich terug op Cyprus, daarna op Rhodus (1309—1522). Vandaar de naam Rhodezer-ridders. Ze moesten echter na roemrijke gevechten dit eiland aan de Turken overgeven.
Toen gingen zij naar Maltha (1522—1798). Vandaar de naam Malthezer-ridders; maar ook dit eiland werd hun door Napoleon en door de Engelschen ontnomen. De orde ontving verlof van den paus om haar zetel naar Ferrara te verleggen (1825) en later kwam de zetel in Rome, waar hij nog gevestigd is. De goederen der orde zijn bijna alle verloren gegaan door de staatkundige verwikkelingen tijdens en na de Fransche revolutie.
In Duitschland is een Koninklijke Pruisische Johannieter-orde opgericht in 1852 (de Balije van Brandenburg). Men heeft aan deze een besturing gegeven als vroeger de Johannieter-orde had.