Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Gepubliceerd op 08-01-2020

Johanneum

betekenis & definitie

Het Johanneum is gesticht in 1886 te Bonn. De stoot ertoe ging uit van den hoogleeraar te Bonn in de „practische theologie”, Dr.

Th. Christlieb.

Hij had ondergaan den invloed van Wichern (bestrijding van het ongeloof door mondeling getuigenis, ook door niet-theologen), en, te Londen, Engelschen invloed. Hij streed voor de plaats van het ambt van evangelist in ’t organisme der kerk.

Hij grondde in 1884 de (nu door het Gnadauer Verband für evangelische Gemeinschaftspflege und Evangelisation, 1897, vervangen) „Deutscher Evangelisationsverein”. Hij ontving daarbij den steun van mannen als baron von Oertzen, graaf Bernstorff, graaf Pückler, den evangelist Schrenk e. a.

Als doel werd vastgesteld: „de verkondiging van het Evangelie onder de velen die bij het geringe aantal der ambtelijke „geestelijken” en de ongenoegzame organisatie van vele gemeenten, voornamelijk in de groote steden, door de prediking en zielzorg der kerk sedert jaren niet konden worden bereikt en daardoor van kerk en Christendom geheel zijn vervreemd”. Het gebouw, mooi gelegen in een der hoofdstraten van Bonn, was in 1883 reeds gekocht van de lersch-Presbyteriaansche kerk, die het gebruikte voor Jodenzending. 1 April 1886 werd ’t besluit genomen er een school voor vorming van Evangelisten te stichten; als Inspecteur werd Dr.

G. Pfleiderer benoemd. 21 October 1886 begon de arbeid met voorloopig één kweekeling! Deze kweekelingen moesten worden „Gehilfen am Wort”.

Als Christlieb in 1889 stierf werd Pastor Dr.

Th.

Haarbeck tot directeur benoemd. In 1893 werd de stichting uit het Roomsche Bonn naar het Protestantsche Barmen overgeplaatst, vooral vanwege den Zondagarbeid der leerlingen in „Gemeinschaften” en vereenigingen.De vorming is hoofdzakelijk „Bijbelsch”. De kweekelingen komen op een leeftijd die varieert tusschen 20 en 30 jaar en blijven er drie jaren. Vereischten zijn: lidmaatschap van één der bestaande landskerken en toegelaten zijn tot het Heilig Avondmaal; persoonlijke ervaringskennis van de genade Christi en een wandel dienovereenkomstig in heiligmaking; begaafdheid; op z’n minst de algemeene ontwikkeling die verkregen is op de lagere school, liever nog een hoogere. Men bestudeert dan, voorzoover noodig tot het zich gestelde doel, Oude Testament, Nieuwe Testament, Grieksch, Kerkgeschiedenis, Geloofsleer, Ethiek en Practische theologie. Er komen er die reeds in allerlei beroep of bedrijf werkzaam zijn geweest. Slechts voor een klein deel worden de kweekelingen, na volbrachte opleiding, evangelisten. Van de — tot 1924 — 206 uitgezonden broeders zijn er 101 werkzaam in de Gemeinschaftspflege en prediker, 55 „jeugdsecretaris”, 16 stadszendeling, 12 evangelist enz.

Sinds 1919 is directeur pastor Burkhardt; tweede theologisch leeraar is Lic. Grobe.

Literatuur: Christlieb: Die Bildung evangelistisch begabter Männer zum Gehilfendienst am Wort und dessen Angliederung an den Organismus der Kirche, Kassel 1888; P. Fleisch, Die moderne Gemeinschaftsbewegung in Deutschland, Leipzig 1906, bl. 28 v.v. en vooral de Jubiläum-uitgave, Barmen 1911: EvangeUstenschule Johanneum, 1886—1911, door P. Th. Haarbeck; waarin geroemd wordt in veel zegen en o.m. meegedeeld wordt (bl. 60) dat in September 1909 de stichting zich geheel losmaakte van de dusgenaamde Pinksterbeweging, die meende dat de Christelijke volmaaktheid in dit leven bereikbaar was.

< >