Een der voornaamste scholastieke godgeleerden uit de 13e en 14e eeuw. Zijn geboortejaar is niet met juistheid bekend.
Het wordt gesteld tusschen 1265 en 1270. De plaats zijner geboorte is evenzeer niet met zekerheid vast te stellen.
Enkelen denken aan Dun in Ierland, velen aan Duns in Schotland en anderen aan Dunston in Northumberland. Het laatste is het meest waarschijnlijke.
Hij behoorde tot de orde der Franciscaners. Aan de universiteit te Oxford behaalde hij grooten roem, vooral door zijn hoofdwerk Commentaar op de Sententiën van Petras Lombardus.
Daarna werd hij leeraar in Parijs, waar hij in 1305 met een verdediging van de onbevlekte ontvangenis van Maria den doctorstitel verkreeg. In 1308 ging hij naar Keulen en in hetzelfde jaar stierf hij.
Zijn graf wordt daar in de kerk der Minorieten nog gevonden. De naam van dezen scholasticus (hij werd genoemd doctor subtilis) toont reeds aan, dat hij een scherpe denker was.
Hij was een tegenstander van den rechtzinnigen scholasticus Thomas Aquinas en het geheele systeem van Duns Scotus wordt beheerscht door de groote tegenstelling tusschen deze beide groote scholastici.
Wij moeten hier allereerst letten op het verschillend uitgangspunt van deze beide groote mannen.
Thomas was de man, die evenals de groote Anselmus van de grondstelling uitging, dat men van gelooven tot weten moest komen. Per fidem ad intellectum.
Duns Scotus leerde echter, dat er een volkomen breuk bestond tusschen gelooven en weten. Bij Thomas eenheid dus van gelooven en weten.
Bij Duns Scotus een dualisme tusschen theologie en filosofie.Wat nu de uitwerking der beginselen aangaat zoekt Thomas het wezen Gods in het intellect, maar Duns Scotus in den wil, die volgens hem absolute willekeur was. Thomas leerde, dat de zonde de verlossing noodzakelijk maakte, maar Duns Scotus leerde, dat Jezus Christus ook in het vleesch verschenen zou zijn, als er geen zonde gekomen ware.
Duns Scotus heeft door zijn dualisme den val van het kerkelijk scholasticisme voorbereid. Het is echter opmerkelijk, dat deze man, die de leer der kerk onder het ontleedmes zijner critiek nam, toch, als het op de practijk des levens aankwam, zich geheel en al aan de kerk onderwierp. Daardoor bleef hij in de oogen van velen een rechtzinnige theoloog en werd hem zelfs de hooge eere gegund, om de theoloog der Franciscaners te heeten.
Beiden, Thomas en Duns Scotus, hebben een school gevormd, welker leerlingen gedurende de Middeleeuwen soms fel tegenover elkander optraden. De Thomisten waren in de opvatting van zonde en genade Augustiniaansch, de Scotisten soms pelagiaansch. De Thomisten waren in de leer der voldoening Anselmiaansch, d. w. z. zij geloofden en leerden, dat de offerande van Christus volkomen voldoende geweest is aan den eisch van Gods rechtvaardigheid; maar de Scotisten waren de acceptatie-theorie toegedaan, d. w. z. zij geloofden en leerden, dat de offerande van Christus niet voldoende geweest is, maar dat de Vader die uit gunst voor voldoende geaccepteerd heeft. En eindelijk leerden de Thomisten, dat Maria niet onbevlekt ontvangen was, terwijl de Scotisten in navolging van hun geestelijken vader de onbevlekte ontvangenis met kracht verdedigden.