Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Gepubliceerd op 08-01-2020

Johann Wolfgang von Goethe

betekenis & definitie

(1749— 1832) werd den 28en Augustus 1749 te Frankfort a. M. geboren.

Zijn vader, een rechtsgeleerde, (hij voerde den titel van „Kaiserlicher Rat”) leefde als ambteloos burger voor z’n studiën en wijdde zijn bijzondere aandacht aan de opvoeding van den zoon. Zijn moeder, dochter van goede Frankforter familie, was een vriendelijke, origineele vrouw, wier beteekenis Goethe later aldus teekende:Vom Vater hab’ ich die Statur, des Lebens ernstes Führen, Vom Mütterchen die Frohnatur und Lust zu fabulieren.

In zijn jongelingsjaren oefenden grooten invloed op z’n vorming de vrome, piëtische Fraülein van Klettenberg, vriendin zijner moeder (aan haar dankt Goethe z’n Bijbelkennis) en z’n zuster Cornelia.

In 1765 ging Goethe naar Leipzig om rechten te studeeren. Hij hield zich daar echter ook bezig met andere dingen: de beeldende kunsten, de literatuur, ook met alchemistische studiën. Van dezen Leipziger tijd vinden we meerdere sporen in z’n beroemde Faust; sommige figuren en verhoudingen zijn gemodelleerd naar Leipziger herinneringen. Later ging hij naar Straatsburg, waar hij z’n juridische studie voltooide. Vooral de Straatsburger jaren zijn voor z’n vorming van groote beteekenis geweest. Terwijl hij te voren stond onder Franschen invloed, leerde hij te Straatsburg de Duitsche kunst waardeeren, de Duitsche bouwkunst (de beroemde Münster), het Duitsche volkslied (omgang met Herder); hier ook kwam hij in aanraking met de Engelsche kunst (Shakespeare, Ossian) en met de klassieke schoonheid.

Uit Straatsburg teruggekeerd, werd hij advocaat te Frankfort, maar trad weldra in dienst van den hertog van Saksen-Weimar als hoog regeeringsambtenaar, later (tot 1828) als Minister. Hij was een krachtig bewindsman (getuige allerlei sociale maatregelen) en een goed financier. Door hem werd Weimar het literaire centrum van Duitschland (Herder, Wieland, Schiller) daar stierf hij, den 22en Maart 1832.

Behalve staatsman is Goethe dichter, filosoof, natuuronderzoeker; met recht wordt hij de grootste Duitsche lyrische dichter genoemd.

Drie perioden moeten in zijn dichterleven onderscheiden worden.

1°. De z.g.n. Sturm und Drangperiode (1768— 1775). In deze periode werkte in ’t bijzonderde invloed van Rousseau op hem in. Hij dichtte veel, (o.m. het drama Götz von Berlichingen en het grootste deel van Faust I) schreef in dezen tijd ook zijn bekenden roman: Werthers Leiden. Vooral de laatste vier jaren van deze periode zijn belangrijk geweest: ze worden wel de meest beteekenende van zijn geheele leven geheeten.
2°. De neo-classieke periode 1775— 1810). ’t Is de tijd van zijn vriendschap en omgang met Schiller, en van den Italiaanschen invloed, dank zij een tweejarig verblijf in Italië. Uit deze periode dateeren bekende drama’s, als Iphigenie, Egmont, Tasso, het epische Hermann und Dorothea, en vele balladen.
3°. De ouderdomsperiode (1810—1832), waarin vooral romantische invloeden zich doen gelden (vgl. de Faust II).

Als filosoof is Goethe’s standpunt moeilijk te bepalen. Wel hebben invloeden op hem gewerkt (b.v. die van Spinoza) maar over ’t algemeen is hij een te zelfstandig denker om in eenig „systeem” te kunnen worden ingedeeld. Bij ieder stelsel vindt hij iets van zijn gading. Uit vele van zijn werken spreekt een zeker mystisch pantheïsme; hij heeft een sterk ontwikkeld kosmisch gevoel (vgl. het opstel Die Natur), voelt zich een deel van de natuur. Zijn humanistisch levensideaal spreekt duidelijk uit z’n hoofdwerk Faust: in den strijd tusschenhet booze en het goede zegeviert het goede; de held, die in diepe zonde valt, wordt ten slotte bekeerd tot het ideaal der menschenliefde en redt zijn ziel door z’n werken tot heil der menschheid.

In zijn diepste wezen is Goethe „een heiden”. Hij noemt zich vaak met voorliefde bij dien naam.

Als natuuronderzoeker toont hij zich (in zijn Metamorphose der Pflanzen und Tiere) een voorlooper van Darwin.

Goethe’s invloed en roem groeien nog steeds, ook internationaal. In zijn werken liggen gedachten, die vaak onzen modernen tijd nog vooruit zijn.

< >