Geboren 1738, gestorven 1807, is als wijsgeer en psycholoog vooral hierdoor bekend, dat hij in Duitschland de eerste is geweest, die vrij en frank de leer van de drie zielsvermogens heeft verkondigd. Tot dusver gold bij de meesten nog de Aristotelische indeeling van voorstellen en begeeren.
Machtig heeft deze indeeling der ziel in twee vermogens geheerscht, omdat Thomas Aquinas ze had overgenomen. Tetens is de eerste geweest, die op grond van introspectie daartegen opgekomen is en in zijn fijne onderzoekingen Philosophische Versuche über die menschliche Natur and ihre Entwicklung, 1777, het zieleleven heeft uiteengerafeld en aangetoond, dat gevoelens niet tot voorstellingen (gewaarwordingen) of tot begeerten (strevingen) te herleiden zijn.
Er zijn drie geestelijke krachten of vermogens der ziel:1. het kenvermogen, in voorstellen en denken, waardoor de geest der menschen iets produceert;
2. het begeer- of wilsvermogen, waardoor veranderingen in de buitenwereld in het aanzijn worden geroepen;
3. het gevoelvermogen, waaronder de receptiviteit van de ziel wordt verstaan om indrukken te ontvangen.
Deze indeeling van de vermogens der ziel in drieën heeft in de negentiende eeuw gezegevierd, dank zij vooral den invloed van Kant, die de indeeling van Tetens heeft overgenomen. Kant zag echter terecht in, dat een vermogen, dat receptief is en alleen aangedaan wordt geen vermogen is, maar dat we in dit derde vermogen te doen hebben met een beoordeeling van de objecten buiten ons. Kant sprak dan ook van een Billigungsoder Miszbilligungsvermögen. Hoewel Kant geen psycholoog was, heeft hij toch met deze oorspronkelijk van Tetens afkomstige indeeling der zielsvermogens op het nageslacht krachtig ingewerkt.