Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Gepubliceerd op 29-12-2019

Johann Michael von Sailer

betekenis & definitie

Wel eens genoemd de „Duitsche Fénélon”, een van de weinige Catholieke theologen, die „onder den Roomschen priesterrok een evangelisch hart droegen en die leefden uit de vrije genade Gods”. Hij werd geboren 17 November 1751 in Areding (Beieren), en ontving in zijn jeugd een vrome opvoeding.

Op 10-jarigen leeftijd kwam hij in München op school. Hij las ijverig de classieken, maar bleef rein van zeden.

Kinderlijk vertrouwde hij op God en hij had een gedurig gebedsleven. Van 1773—1777 studeerde hij in Ingolstadt theologie.

In 1780 werd hij professor in de Dogmatiek en kort daarna professor in de Ethiek en de pastoraal-theologie te Dillingen. De Jezuïeten maakten hem verdacht.

Daardoor kwam het, dat hij zijn ontslag kreeg. De Jezuieten vonden hem te Evangelisch.

Zijn omgang met niet-Catholieken zooals Jung Stilling, Lavater, Jacobi, Schelling, Schubert en Schlatter was een doorn in het oog der Jezuieten. In 1799 werd hij weder professor te Ingolstadt en in 1800 verhuisde hij met de universiteit naar Landshut.

Zijn geloovig getuigenis, zijn blijmoedig leven, zijn bestrijding van het platte Rationalisme en zijn waarschuwingen tegen het scholastisch Romanisme deden hem veler hoogachting winnen.

Koning Lodewijk I achtte hem zeer hoog.

Sailer bedankte vooreen aartsbisschops-benoeming te Keulen. De kroonprins Lodewijk had hem gaarne als bisschop van Augsburg gezien, maar zijn tegenstanders (en hij had er vele) wisten dat te voorkomen.

In 1829 was hij bisschop te Regensburg. In 1832 stierf hij.

Sailer was tegenstander van het formalisme der toenmalige Catholieke theologen, evenzeer als bestrijder van het destijds heerschende platte Rationalisme en de filosofie der Aufklärung. Hij was streng bijbel-geloovig en daarbij eenigszins mystisch aangelegd.

Voor vele jeugdige theologen, die geschud werden in hun geloof, was hij tot een leidsman en geestelijken vader. Sailer had groote hoogachting voor Fénélon.

Als deze was hij moraal- en pastoraal-theoloog en een bekwaam zieleherder. Tot zijn leerlingen behoorden o.a.

Boosz en Goszner. Hij liet vele geschriften na, tezamen 41 banden.

< >