Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Gepubliceerd op 08-01-2020

Jezus Sirach

betekenis & definitie

Onder de Apocriefe Boeken neemt het boek van Jezus Sirach, ook wel genoemd het boek Ecclesiasticus of het boek der Wijsheid van Jezus, den zoon van Sirach, een eervolle plaats in; gelijk het dan ook in de oudheid bij Joden en Christenen beide steeds in hoog aanzien stond. Het is eèn verzameling van spreuken in den trant van het canonieke boek der Spreuken, die zich door hoogen zedelijken ernst en oprechte godsvrucht kenmerken.

Het boek was oorspronkelijk in het Hebreeuwsch geschreven; en de kerkvader Hieronymus heeft het Hebreeuwsche origineel nog gekend; doch wij bezitten dit niet, wij kennen het boek alleen in de Grieksche vertaling, zooals die voorkomt in de Septuaginta, en die bezorgd is door zijn kleinzoon of achterkleinzoon, gelijk deze in den Proloog of de Voorrede mededeelt.

Van den persoon van Jezus Sirach weten we zeer weinig. In 50 : 27 van zijn boek noemt hij zich „Jezus, de zoon van Sirach, van Jeruzalem”; en in den Proloog wordt ons gemeld dat hij zich veel heeft beziggehouden met de bestudeeringvan de boeken des Ouden Testaments; terwijl nog uit 34 : 11, 12 blijkt dat hij veel heeft gereisd en daarbij meermalen in levensgevaar heeft verkeerd.

Wat zijn tijd betreft, staan we voor een moeilijkheid die totnogtoe niet op bevredigende wijze is opgelost. In 50 :1—26 houdt hij een uitbundige lofrede op Simon, den zoon van Onias, den hoogepriester, waarbij blijkt dat deze een tijdgenoot, althans een oudere tijdgenoot van hem was. Met het oog op de uitbundigheid van dien lof kan aan geen ander worden gedacht dan aan Simon I, bijgenaamd de Rechtvaardige, die in het begin van de 3de eeuw voor Christus leefde. Maar nu bevat de Proloog de mededeeling dat de schrijver daarvan, de vertaler van het boek, in Egypte is geweest „in het 38ste jaar, ten tijde van den koning Euergetes”. Er zijn twee Egyptische vorsten van dien naam geweest: Ptolemaeus III, die regeerde van 247—221 voor Christus, en Ptolemaeus VII, ook bijgenaamd Physcon, die regeerde van 170—117 voor Christus. Daar alleen de laatste, gelijk men ziet, meer dan 38 jaar geregeerd heeft, en velen het bewuste 38ste jaar houden voor het regeeringsjaar van den bedoelden koning, moet het bezoek van den Proloogschrijver aan Egypte hebben plaats gehad in het jaar 132.

Doch dan kan zijn grootvader Jezus Sirach niet geleefd hebben ten tijde van Simon I. Daarom nemen de meesten aan dat niet Simon I, maar Simon II, eveneens een zoon van Onias (n.l. van Onias II), zou bedoeld zijn (pl.m. 200). Doch hiertegen is het ernstige bezwaar, dat deze, die slechts een onbeduidende figuurwas, kwalijk aan het slot van een opsomming van de beroemdste mannen van Israël, met zulke schier overdreven woorden zou worden geprezen. Men zou dus moeten aannemen, dat de Proloogschrijver niet onder Ptolemaeus VII, maar onder Ptolemaeus III heeft geleefd, en dat met het 38ste jaar niet is bedoeld het regeeringsjaar van den koning, maar het levensjaar van den schrijver zelf, waartoe ook de eigenaardige uitdrukkingswijze wel aanleiding geeft. Immers er staat niet: in het 38ste jaar van den koning Euergetes, maar: in het 38ste jaar ten tijde van of onder (hil) den koning Euergetes. Om de moeilijkheid, die hier bestaat te ontgaan, heeft men ook den voorslag gedaan om het woord „grootvader” in den Proloog niet in den letterlijken zin te nemen, maar, gelijk taalkundig zeer goed mogelijk is, in den ruimeren zin van „voorvader”. Dan kan men eenerzijds vasthouden dat Jezus Sirach de tijdgenoot was van Simon I, en anderzijds ook den Proloogschrijver stellen onder Ptolemaeus VII.

< >