I. De zoon van Hanani, een profee en geschiedschrijver, 2 Kon. 20:34, die aan he huis van Baësa eenzelfde verdelgingsoordeel aankondigde als door Baësa aan het huis van Jerobeam was voltrokken, 1 Kon. 16 : 1—12, en die aan Josafat den toorn des Heeren bekend maakte over zijn verbond met Achab, hoewel onder erkenning van zijn ijver om de afgoderij uit te roeien en van zijn oprechte gezindheid om God te dienen, 2 Kron. 19 : 1—3.
II. De legeraanvoerder van Achab en diens zonen, die op Gods bevel door Eliza tot koning van Israël gezalfd werd, 2 Kon. 9 : 1 v. (Elia, aan wien deze zalving eerst was opgedragen, 1 Kon. 19 : 16, schijnt zelf die opdracht niet volvoerd, maar ze aan zijn opvolger overgegeven te hebben.) Ingevolge den hem gegeven last heeft hij Joram, van Israël, gedood, en geheel het geslacht van Achab uitgeroeid, 2 Kon. 9 en 10. Dank zij zijn gehoorzaamheid aan Gods bevel bleef aan zijn geslacht langer dan aan eenig ander Israëlitisch koningshuis de regeering verzekerd, 2 Kon. 10:30. Maar hoewel hij ijverde voor Jehova, zich daarop zelfs beroemde, 2 Kon. 10 : 16, toch diende hij den Heere niet meteen volkomen hart, maar wandelde in den weg van Jerobeam, 2 Kon. 10 : 29, 31.