Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Gepubliceerd op 08-01-2020

Jean Paul Marat

betekenis & definitie

Geboren in 1743 te Neufchatel (Zwitserland), gestorven in 1793 te Parijs. Tot den hemel toe verhoogd door de duizenden die zijn vlammend woord opzweepte tot aristocratenhaat en bloeddorst, ter helle toe nedergestooten door de menschen van de reactie, staat deze afstootende, maar tegelijk raadselachtige figuur nog steeds als tusschen een krijschende en hartstochtelijke menigte die den historicus de vorming van een objectief oordeel uitermate moeilijk maakt.

Heeft men in Marat slechts alleen een quaerulant te zien, vol eigendunk en hoogmoed die, in de aan de beoefening der natuurwetenschappen gewijde periode van zijn leven een grooten mond opzette tegen Newton, Laplace en Lavoisier, en naderhand, in zijn revolutionaire jaren, de laagste instincten van de menigte vleide, en, wederkeerig door de menigte gefascineerd, alle zelfbeheersching en daardoor alle besef van normen en maten verloor ? Of zouden wij ook edeler driften als behoefte aan recht en gerechtigheid, dorst naar waarheid, mogen veronderstellen bij dezen waarlijk niet onbegaafden man, die medicus was, vele talen kende, veel gereisd had, voor wiens natuurkundige proeven Benjamin Franklin zelf lof had; die de partij van het volk koos toen dit nog gevaarlijk was, en nooit eenig stoffelijk voordeel heeft getrokken van zijn koortsachtig ijveren; die, doodziek van overspanning, zijn lichaam in de afkoeling van het bad tot den arbeid dwong? Wie zal hier uitspraak doen ? — De politieke activiteit van Marat heeft in nagenoeg niets anders bestaan dan in het opzweepen van de volksmassa, als hij meende dat deze aarzelen zou. Door zijn lijfblad L'ami du peuple, weldra herdoopt in La république française, heeft hij de hand gehad in alle bloedige gebeurtenissen die de baan der Revolutie afgepaald hebben : de Septembermoorden, het proces van Lodewijk XVI en Marie Antoinette, den val der Girondijnen.

Nimmer heeft het volk hem meer verheerlijkt dan nadat Charlotte Corday hem vermoord had. Zijn borstbeeld verving in de rechtszalen het crucifix.

Zijn lichaam werd in het Pantheon bijgezet. Kort na den val van Robespierre evenwel werd het door de „jeunesse dorée” onder uitbundig betoon van verachting en smaad aan deze luisterrijke rustplaats ontrukt.

Bibliografie : Alfred Bougeart, Marat, 1865, 2 vol. ; Charles Vellay, Correspondance de Marat, 1908, Pamphlets de Marat, 1911.

< >