of Aertsz was een van de eerste Hagepredikers. Wanneer hij geboren werd, is onbekend.
Een geleerde opvoeding genoot hij niet. Hij was mandenmaker van zijn beroep.
In Alkmaar had hij bij zekeren Albert Gerritsz het mandenmaken geleerd, tegelijk met Pieter Cornelisz. Alle drie waren leerlingen van Cornelis Cooltuin die, hoewel nog tot de Roomsche kerk behoorend, in Alkmaar en omgeving de grondbeginselen der Reformatie predikte.
Omdat Arentsz ook die beginselen toegedaan bleek, moest hij weldra de wijk nemen uit Alkmaar. Elbert Huik, priester te Alkmaar had daarin de hand.
Arentsz ging nu naar Kampen. Toen begon onder de bescherming van Floris van Pallant de openbare prediking van de nieuwe leer.
In Amsterdam verzamelde Pieter Qabriel, die in de Engelsche steeg woonde, al een kleine schare van geloovigen rondom zich. Deze Gabriel was een gewezen priester.
Van Amsterdam uit werd nu ook Jan Arentsz geroepen.
Eerst kwamen enkele broeders ter sluiks buiten Amsterdam met den prediker samen.
Toen er strenge plakkaten tegen de belijders van de nieuwe leer werden uitgevaardigd, scheen men steeds moediger te worden. In Juli 1566 predikte hij voor het eerst in het openbaar te Hoorn op een korenveld bij Alkmaar.
Daarna trad hij telkens voor een groote schare (soms meer dan 5000) op te Overveen bij Haarlem, bij Amsterdam en zelfs bij Utrecht.„In geleerdheid moest Jan Arentsz bij velen achter staan, die, in hun vroege jeugd voor den geestelijken stand in de Roomsche kerk bestemd, een wetenschappelijke opvoeding hadden ontvangen, welke hun ook, sedert zij de Hervorming hadden omhelsd, van groote waarde was. Als eenvoudig handwerker verstond hij alleen zijn moedertaal, maar het schijnt toch ook, dat hij behalve in den Bijbel, geen vreemdeling is geweest in de schriften der Hervormers. Voorzeker, al had hij slechts één talent van den Heere ontvangen, hij had het op woeker gezet. Vandaar de eerbied en verwondering, die hij door zijn prediking zelfs zijn vijanden afdwong”. (H. C. Rogge).
Arentsz is eenigen tijd predikant in Amsterdam geweest tegelijk met Pieter Gabriel. De gemeente kwam daar eerst saam in het leprozen-kerkje.
Toen de vervolging begon, vluchtte Jan Arentsz naar Oost-Friesland. Hij woonde eenigen tijd te Emden. Op de synode, die daar 5 Octoberl571 gehouden werd, zal hij zeker tegenwoordig geweest zijn. Op 20 November 1571 zien we hem weder te Kampen. Toen Alkmaar in 1572 zich onder den prins gesteld had, werd hij benevens zijn vriend Pieter Cornelisz daar beroepen. Hij nam de roeping aan.
Op 31 Maart 1573 was hij voorzitter van de Noord-Hollandsche Synode. Op 21 Augustus 1573 sloeg Don Frederik het beleg van Alkmaar en op 28 Augustus ontsliep Jan Arentsz tot groote droefheid van zijn gemeente. Hij moet aan zijn vrienden nog op zijn sterfbed hebben toegeroepen: „God zal u een goede uitkomst geven en de vijand zal ditmaal de stad niet winnen”.
Nog wijst men in Alkmaar het huisje, waar Arentsz woonde, voordat hij hageprediker werd. Het staat op den hoek van het Appelensteegje en het Luttikendorp.