D. i. de bruisende, thans Zerka genaamd, een rivier in het Oostelijk Jordaanland, die het gebergte Gilead in twee deelen splitst, vroeger het koninkrijk van Og in het Noorden van het koninkrijk van Sihon in het Zuiden, later de stammen half Manasse en Gad verdeelde, en nog heden de districten Morad en Belka scheidt. Hij verzamelt zijne wateren nog aan gene zijde van den Hadschweg, d. i. den pelgrimsweg van Damascus naar Mekka, in het Zuiden van den Dschabel Hauran, en vloeit bij het zesde Hadschstation, het kasteel Kalaas es Zerka, in den Dschebel Belka.
Hier is hij in den herfsttijd, den tijd der kleine wateren, slechts een kleine, tusschen riet vloeiende beek, maar zijn wateren zijn helder en goed. In de nabijheid van het kasteel neemt hij van het Zuiden in zich op, een andere bronrivier, de Mahr-Ammon, waaraan Rabbath-Ammon, de hoofdstad der Ammonieten lag.
Zuidelijk van deze eerste en Oostelijk van deze tweede bronrivier, lag in oude tijden het gebied der Ammonieten (Num. 21 : 24; Deut. 2 : 37; 3 : 16; Joz. 12 : 2; Richt. 11 : 13, 22), met weilanden en dorpen, thans een woestijn. Na de samenvloeiing der twee bronarmen doorsnijdt de Jabbok, op gelijken afstand van de zee Qennesaret en de Doode zee, Westwaarts het gebergte Giiead.
Het dal wordt steeds dieper en gaat ten laatste in een nauwe bergkloof over, waarin de beek bruisend stroomt. Bij het dorp Burma steeg de reiziger Seetsen in het diepe en steile dal naar beneden; in de vallei lag geen woud, hier en daar enkele amandelboomen met bittere amandelen; in de Wadi groeide veel schelfriet, aan de oevers oleanderstruiken; enkele rotsen waren liefelijk met schoone purperen bloesemranken versierd.
Sommige plaatsen getuigden van landbouw en op de steile bergklippen lagen enkele Arabische tentgroepen. Eer hij uit de bergen komt, loopt hij nog IV2 uur ver tot aan den Jordaan.
Over de beek Jabbok trok Jacob met zijn familie, toen hij uit Mesopotamië kwam (Gen. 32 : 22, 23).