Zoo heetten de sectaristen, die in het begin van de 18de eeuw in Duitschland onder den invloed der Camisards in Frankrijk ontstonden. Na den ongelukkigen afloop der oorlogen in de Cevennen vluchtten velen uit Frankrijk naar Engeland en Holland.
Daar verbreidden zij hun leer van de noodzakelijkheid van bovennatuurlijke openbaringen, die verkregen werden tijdens allerlei ecstatische toestanden door visioenen. Tot deze richting behoorden o.m.
Elie Marton, Durand Fage, Jean Cavallier en Jean Allut. In Engeland werden ze buiten de Episcopaalsche kerk gehouden en ook in Holland ondervonden ze veel tegenstand, Toen wendden zij zich naar Duitschland, waar ze in het bijzonder door de Piëtisten en Sectaristen in het Noorden en Westen met blijdschap ingehaald werden.
Het centrum van deze beweging lag in de Wetterau, waarheen drie broeders Pott van Halle hen introduceerden. De hoofden der geïnspireerden van Duitschland werden de geestelijken E.
L. Gruber (1665—1725) en A.
Grosz, benevens de leek J. F.
Rock (1678—1749).
In 1716 gaven deze geïnspireerden te Büdingen uit hun 24 regels der ware godzaligheid en van den heiligen wandel.
De inspiratie openbaarde zich als bij de Camisards in beven, hoofdschudden, sidderen. Daar begon het mede.
Dan kwamen de inspraken in slapenden toestand, vervolgens de uitspraken door woorden, waarbij tot boete en bekeering geroepen werd. Ze wilden lid van de Luthersche kerk blijven, maar zij verwierpen de leerstellingen, het leerambt en de sacramenten.
De Heilige Geest koos volgens hen zijn werktuigen geheel vrijmachtig en Hij gaf door inwendig licht telkens nieuwe openbaringen.De geïnspireerden dreven een machtige propaganda vooral onder separatistisch gezinden. Zij maakten honderden proselieten, vooral door hun liefdemaaltijden, bij welke de geestdrift haar toppunt bereikte. In de Wetterau telde men al spoedig 10 gemeenten. Buitendien vond men gemeenten in den Palz, Würtemberg en Zwitserland.
Na den dood van Gruber trad Rock aan het hoofd der gemeenten. Deze ontwikkelde een arbeidskracht, die bewondering afdwong. De geestelijke overspanning, waarin de geïnspireerden leefden, moest, zooals begrijpelijk is, door reactie en inzinking gevolgd worden. Sinds 1720 vertrokken velen naar Amerika. In 1725 stichtte Grubers zoon, J. A.
Gruber met Gleim en Mackinet te Germanstown een inspiratiegemeente. In Duitschland deed het Hernhutterdom groote afbreuk aan de gemeenten. Na Rocks dood 1749 verdwenen ze langzamerhand.
Sinds 1816 ontwaakte weder de inspiratiegeest. De kleermaker Michael Krausert uit Straatsburg en de meubelmaker Christiaan Metz uit Neuwied reorganiseerden de gemeenten in de Wetterau (1816—1821), maar door de voortdurende tegenwerking der kerkelijke en politieke overheden waren zij ten laatste genoodzaakt naar NoordAmerika te gaan. In 1841 vertrokken 800 personen daarheen. Daar stichtten zij in Ebenezer bij Buffalo in den staat New York, een kolonie, die grootendeels leefde van akkerbouw en linnenfabrieken. Er bestond in deze kolonie voor een deel gemeenschap van goederen. Spoedig telden zij 2000 leden.
Ze stichtten ook koloniën in Canada en lowa; maar de beweging is langzamerhand uitgestorven. Uit haar kwam nog voort de communistische secte der Amanieten, die in 1855 de kolonie Amana deden verrijzen.