is volgens het canonieke recht de onbekwaamheid, om de kerkelijke wijding of ordinatie te ontvangen. Zij geldt voor ongedoopten en voor vrouwen (1 Tim. 2:12; 1 Cor. 14 : 34, 35).
Andere gebreken, die onbekwaam maken zijn door de kerkelijke wetgeving uitdrukkelijk bepaald (onechte geboorte, hinderlijke of aanstoot verwekkende lichaamsgebreken, geesteskrankheid).