Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Gepubliceerd op 08-01-2020

Imperialisme

betekenis & definitie

Een in nieuw-Latijn afgeleid woord van het classiek-Latijnsche imperium, de hoogste militaire, wetgevende en uitoefenende macht onder de koningen, in de republiek en tijdens den keizertijd. Onder imperialisme verstaat men het streven, binnen de grenzen van een bepaald rijk, om de macht te gronden niet op in den ordelijken weg aangenomen wetten, maar op het leger, militaire maatregelen en dergelijke, in het algemeen op willekeur en geweld; of het streven — niet zelden aan dat eerste streven zich parende — om het machtsgebied en de politieke en maatschappelijke invloedsfeer van het eigen rijk uit te breiden ver over de eigenlijke grenzen van het vaderland.

Imperialisme in den uitgebreidsten zin is dan het voeren van een wereldveroverende politiek (als bijv. die van Napoleon). Verwant zijn: Caesarisme (afgeleid van Julius Caesar); het voeren van een persoonlijk autocratisch regimen, terwijl men in een schijn-constitutie camouflage van het autocratische ervan heeft gezocht; Chauvinisme (afgeleid van Chauvin, den in een blijspel, voor ’t eerst in 1831 opgevoerd, optredenden pralenden jongen recruut); het Fransche woord voor overdreven, met veel sabelgekletter werkend patriotisme; en het Engelsche Jingoïsme, de aanduiding van het overdreven Engelsch nationaliteitsgevoel en ’t politieke streven daaruit voortvloeiende, gelijk het bijv. tot uiting kwam in den strijd met de Boerenrepublieken in Zuid-Afrika (afgeleid van den Engelschen uitroep „by Jingo”, ter bevestiging van eenige waarheid).In den goeden zin van het woord hoort men wel eens opmerken dat elk Christen imperialist kan en moet zijn, in zooverre hij het imperium, het volstrekte oppergezag over alles, in zijn belijdenis opeischt voor zijn God.

< >