Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Gepubliceerd op 08-01-2020

IJdel, ijdelheid

betekenis & definitie

’t Zijn onderscheidene woorden, die in onze Staten-vertaling door ijdel, ijdelheid worden overgezet. Wat het Oude Testament betreft, komen ze voor in den zin van loszinnig, Richt. 9:4, 11:3, 2 Kron. 13:7; snood, valsch, bedriegelijk, Job 7:3, 11 : 11, 15 : 31, 31 : 5, 35 : 13, Psalm 24 : 4, 26 : 4, 60 : 13, 108 : 13, 119 : 37, Spr. 30 : 8, Jes. 5 : 18, 30 : 28, Jerem. 18 : 15, Klaagl. 2 : 14, Ezech. 12 : 24, 13 : 6, 7, 8, 9, 23, 21 : 23, 29, 22 : 28, Hos. 12:12, Zach. 10 : 2; onnut, 2 Sam. 6 : 20, Psalm 2 : 1, 4:3, Spr. 12 : 11, 28 : 19; kortstondig, onzeker, nietig, Deut. 32 : 21, 1 Kon. 16 : 13, 26, 2 Kon.17: 51, Job 7 : 16, 21 :34, 36:16; Psalm 31 :7, 39 : 6, 12, 62 : 10, 78 : 33, 94 : 11, 144 : 4, Spr. 13 : 11, 21 : 6, 31 : 30, Pred. 1 : 2, 14, 2 : 1, 11, 15, 17, 19, 21, 26, 3 : 19, 4:4,7,8,16, 5 : 6, 9, 6 : 2, 4, 9, 11, 7:6, 15, 8 : 10, 14,9 : 9, 11 : 8, 10, Jes. 57 : 13; Jerem. 2:5, 8:19,10: 3. 8, 15, 14 : 22, 16 : 19, 51 : 18, Klaagl. 4 : 17, Jona 2:8; waardeloos, onding, 1 Sam. 12 : 21, Jes. 40 : 17, 23, 41 : 29, 44 : 9, 59 : 4; ongelukkig (ten gevolge van overtreding) Job 15 : 35, Jer. 4:14, Hab. 3:17.

In het Nieuwe Testament heeft ijdel, ijdelheid, de beteekenis van ledig, zonder inhoud, Hand. 4 : 25, 1 Cor. 15:10, 14, 58, Ef. 5:6, Col. 2:8, 1 Thess. 2:1, Jac. 2 : 20; vgl. ijdel maken, 1 Cor. 9 : 15, 2 Cor. 9 : 3, ijdel roepen, 1 Tim. 6:20, 2 Tim. 2 : 6, ijdele eer, Fil. 2:3; nietig, vergankelijk, Hand. 14 : 15, Rom. 8 : 20, 1 Cor. 3 : 20, Ef. 4 : 7, Tit. 3 : 9, Jac. 1 : 26, 1 Petr. 1 : 18, 2 Petr. 2 : 18; nutteloos, Matth. 12 : 36, vgl. ijdel worden, Rom. 4 : 14, Gal. 5:4; onnoodig, waardeloos, Hand. 19 : 19, vgl. ijdele dingen doen, 2 Thess. 3 : 11.

In Luc. 24: 11 is ijdel geklap de vertaling van één Grieksch woord, dat ook door gezwets zou kunnen worden overgezet; en gebruiken van een ijdel verhaal van woorden, Matth. 6 : 7, is eveneens in ’t Grieksch één woord, dat overeenkomst heeft met ons babbelen, snappen.

< >