Deze, een monnik, was de eerste aartsbisschop van Canterbury. Hij was in 596 door Gregorius den Groote, den zendingspaus, met 40 monniken naar Engeland gezonden tot Edelhert van Kent, die in 570 met Bertha, dochter van Charibert te Parijs, een Christin, gehuwd was.
Edelhert ontving den missionaris zeer vriendelijk. Hij liet in Canterbury de Gregoriaansche liederen zingen en hij liet zich in 597 doopen.
Ruim 10.000 van zijn onderdanen volgden zijn voorbeeld. Daarop werd Augustinus tot bisschop van Canterbury gewijd.
Nu verlangde hij van de Britsche bisschoppen (603), die onder den invloed der Iro-Schotten stonden, dat deze het Paaschfeest zouden vieren, zooals de Roomsche kerk dat deed en ook, dat zij den doop zouden bedienen, zooals dat in die kerk plaats vond. Tevens noodigde hij hen uit, om hem te helpen in het bekeeringswerk der Saksers.
Deze weigerden echter aan Augustinus’ verzoek te voldoen. Ook op een tweede samenkomst bleven de bisschoppen doof voor Augustinus’ bede.
De zeven Britsche bisschoppen en Dinooth, abt vanJ3angor, weigerden zelfs, omdat Augustinus niet opstond om hem te groeten, hem als een „man Gods” te erkennen. Augustinusarbeidde nu alleen voort.
Zijn helpers Justus en Mellitus werden bisschoppen respectievelijk te Rochester en te Londen.
Edelhert bouwde op beide plaatsen kathedralen.
In Londen de St. Paulus.
In 605 stierf Augustinus.