wordt o.a. de filosofie van Schelling genoemd, toen hij in zijn derde periode op het voetspoor van Spinoza het fysische en het psychische, natuur en geest in dezen zin vereenzelvigde, dat hij ze beschouwde als twee zijden van dezelfde zaak. Het Absolute is tweepolig, het is natuur en geest.
De natuur is zichtbare geest, de geest is onzichtbare natuur. Deze korte aanduiding is voldoende om te verstaan, dat alleen bij een pantheïstisch stelsel, waarbij de scheidslijn tusschen God en het schepsel wordt uitgewischt, van identiteitsfilosofie sprake kan zijn.